367
en konden gaandeweg de Boerenstellingen naderen. De Boeren
verlieten langzaam hunne stellingen. Toen nu ook nog de Yorks
hires, hoewel van verre, ingrepen, scheen de weerstand der Boeren
geheel gebroken. De bajonetten werden op de geweren gezet en
als één man verhief zich de Engelsche aanvalslinie tot den storm.
De laatste verdedigers ijlden naar hunne paarden en waren spoe
dig aan den invloed van het vuur onttrokken. Vervolging bleef
uit door gebrek aan cavalerie.
De verliezen der Engelschen bedroegen 17 officieren, 400 min
deren, w. o. 6 officieren en 52 minderen gesneuveld, die der Boe
ren 300 man, w. o. 100 gesneuvelden.
De gevechtssterkte der Boeren en Engelschen had respectie
velijk 2000 en 3000 man bedragen.
Voor de Engelschen was dit gevecht ongetwijfeld het beste
uit den geheelen oorlog.
Het optreden van generaal Kelly-Kenney was uitstekend, uit
gezonderd de afzondering van te sterke dekking voor den trein
1/3 zijner macht.)
In tegenstelling van het gebeurde bij Paardenberg, werden hiel
de krachten gelijktijdig tegen front en flanken ingezet, werd de
vuurlinie gaandeweg versterkt, doch slechts voor zoover dit noo-
dig was voor de vuursterkte. De bevelhebber hield een sterke
reserve achter om die ten slotte geheel in te zetten tot het
verkrijgen van vuuroverwicht. Van de gelegenheid tot dekking,
die het terrein bood, werd zoo goed mogelijk gebruik gemaakt,
terwijl de flankeerende aanval der Essex den frontaanval ver
lichtte.
Hier evenals bij Elandslaagte toonden de Engelschen de be-
teekenis van vuuroverwicht te begrijpen.
De samenwerking van infanterie en artillerie was voorbeeldig.
Het gevecht bij Driefontein bewees, dat de beginselen, neer
gelegd in het Duitsche Infanterie Reglement (1889) naar aan
leiding van de ervaringen uit den oorlog van 70/71 en sedert
overgenomen in de meeste reglementen, nog steeds van toepas
sing zijn.
Het laatste deel der „Einzelschriften" (34/35) sluit met de