371 In hoofdstuk I „Allgemeine Verhaltnisse und Lehren für den Infanterie Kampf" komt hij, na bespreking van vele aangelegen heden op den oorlog betrekking hebbende, tot de volgende con- clusiën le dat de aanvaller in het algemeen de overmacht moet heb ben en dat deze bij de omvatting het best tot haar recht komt; 2e dat elke, goed voorbereide aanval, gebaseerd op vuurover- wicht, moet gelukken (Elandslaagte, Driefontein); 3e dat de stelling omtrent de onaantastbaarheid van het front onverdedigbaar is, en 4e dat de troepen onder bescherming der duisternis dat moe ten trachten te bereiken, wat hun gedurende den dag niet mocht gelukken (Modderrivier, Spionskop, Paardenberg). Yan belang schijnen nog de navolgende opmerkingen van den schrijver. Twee in den grond verschillende wijzen van taktisch optreden zijn waar te nemen in de vlakten van den Vrijstaat en het berg land van Natal. Hier, door het streven naar omvatting, een steeds toenemende uitbreiding van het front, waarbij de opstelling in de diepte geheel werd prijsgegeven, vóórdat het vijandelijk vuur nog ge opend was; ginds geringe frontbreedte met aanzienlijke opstelling in de diepte, die gedurende het gevecht behouden bleef. In het W. mislukten de aanvallen, daar door de geringe diepte opstelling de mogelijkheid ontbrak om de vuurlinie voortdurend te versterken; in het O., omdat de aanval begonnen werd met onvoldoende krachten, zoodat nimmer een gelijkwaardig vuur tegenover dat van den vijand gesteld kon worden. „Onze krijgservaringen", zegt de schrijver, „hebben de juistheid der waarschuwende woorden van het Duitsche Inf. Reglement om niet uit misplaatste zuinigheid bij de doorvoering van een gevecht te weinig krachten in te zetten, aangetoond. Een mislukte aanval heeft niet alleen noodelooze verliezen ten gevolge, doch schaadt ook aan het moreel van den troep." De Engelsche gevechtsleiding was gebrekkig, omdat zij de uitbreiding in de breedte niet wist te vereenigen met de opstel ling in de diepte.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 383