372
In het gevecht van Diamantheuvel (11 Juni 1900) bewoog zich
de macht van Lord Roberts, 40.000 man sterk, voorwaarts met
een frontbreedte van 37 K.M., met 20 tot 30 pas tusschenruimte
tusschen de schutters. Slechts tegenover een moreel vernietig
den tegenstander, van wien men weet dat hij niet aanvalt, kan
men zich dergelijke vrijheden veroorloven. De gedachte aan
vernietiging treedt daarbij op den achtergrond.
Wat in dergelijke gevallen heden aan bloedige offers gespaard
wordt, wordt later door den langeren duur van den oorlog weer
opgeëischt.
Bij de gevechten van Bulier aan de Tugela kwam de vrees
voor den frontaanval van den vijand duidelijk uit. Goed inge
leide gevechten werden afgebroken, van behaalde voordeelen werd
geen partij getrokken, alleen omdat de aanval tegen het front
doorgezet had moeten worden.
De troep moet doordrongen zijn van de wetenschap, dat een
frontaanval wel degelijk uitvoerbaar is en dat in een grooten
oorlog bijna alle aanvallen frontaanvallen zullen zijn. Vuurover-
wicht moet echter eerst behaald worden.
Is men hiertoe niet in staat, dan moet getracht worden om
in de duisternis den vijand te naderen om dan met daglicht
het vuur op de korte afstanden te openen.
Generaal Baden-Powell verdedigt in beginsel het strategisch
offensief verbonden met het taktisch defensief, en acht slechts
onder bijzonder gunstige omstandigheden een aanval nog uit
voerbaar.
Doch juist de Zuid-Afrikaansche oorlog doet wederom zien,
dat hij die de beslissing zoekt, moet aanvallen. Alleen de aan
valler kan voordeel trekken van de fouten en dwalingen van de
tegenpartij
Vöör het gevecht moeten officierspatrouilles der infanterie
ter verkenning uitgezonden worden, die zich in dekkingen voor
de stelling nestelen, met kijkers het terrein afzoeken, afstanden
bepalen en hunne waarnemingen middels seinvlaggen naar achter
melden. Uit deze z g. „patrouillenesten" kan het voorwaarts-
gaan der eigen infanterie, zelfs op de groote afstanden, door
vuur gesteund worden.