"V IR X A- Kort overzicht van den stand van zaken op het eiland Sumatra. (Atjeh) m. pi. XI. Vervolg van biz. 338. Atjell's bevrediging is zoover gevorderd, dat het op het eerste gezicht moeilijk valt oin verderen voortgang aan te wijzen, wanneer men het betrekkelijk korte tijdvak van één jaar overziet, en die oogensch jnljke stilstand van het pacificatiewerk doet ook eiken kleinen tegenslag be schouwen als een stap achterwaarts, te meer, omdat daartegenover niet meer zulke groote slagen gesteld kunnen worden, zooals zo nog een paar jaar geleden den vijand werden toegebracht, en welke natuurlijk meer indruk maken op het publiek dan de reeks van moeizaam verkregen gunstige resultaten, elk in het bijzonder van geringe afmeting. Toch valt voor het jaar 1905 te wijzen op een paar flinke schreden, gezet in de richting van algeheele bevrediging van Atjeh. In de allereerste plaats het brengen van de Gajo en Alaslanden, onder onze voortdurende bestuursbemoeienis, hetgeen niet anders kon geschie- d n, dan door er militaire bestuurders te plaatsen met een troep als steun. (April-Mei). Voor het Meergebied (met Döröhstreek) en de Alaslanden wer den elk vier brigades Marechaussee bestemd, met die voor Singkel samen de 4e divisie vormende, terwjl de Gajo Loeös met Serbödjadi bezet werden door ééne der compagnieën van Sumatra's Oostkust, welke overging bij het le garnizoens-bataljon van A. en O. Gaat men op de kaart na, welke uitgestrekte, en daarbij bergachtige en voor een goed deel nog onbekende, gebieden ter besturing werden gegeven met den steun van zulke kleine afdeelingen als zoo even ge noemd, dan moet men wel tot de slotsom komen, dat zulks niet mogelijk zou zjn geweest, als te voren niet door flinke slagen de bevolking tot erkenning van onze overmacht was gebracht. Dat niet alles dadeljk zoo geregeld verliep als wel gewenscht geweest zou zijn, is natuurlijk. Met name ondervond men in de Gajö Loeös, waar te Penampa'an een bivak werd betrokken, in den aanvang veel overlast van de rooverbenden, die zich na van Daalen's tocht hadden gevormd; doch nadat den berech ten Ama-u-Lenteng met zjn bende een geduchte nederlaag was toege-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 422