414 hunne bloedverwanten over het algemeen de uitslag van zoo n tocht, die dagen vorderde en zich altijd door zijn voorbereiding verraadde en dus min of meer tijdig gesignaleerd werd, niet evenredig kon zijn aan de daaraan verbonden moeilijkheden. Yoor een blijvende bezetting kan Geumpang voorloopig niet in aanmerking komen, misschien later als naai Tangsé een zoodanig bruikbare weg aangelegd zal zjjn, dat opvoer van benoodigdheden naar laatstgenoemde plaats geen te groot bezwaar meer in zal hebben, terwijl troepen beschikbaar raken. Thans wordt Geum pang van uit Tangsé door de marechaussee geregeld bezocht. Het sneuvelen van Tg. di Tjot Pliëng, den geestelijken leider van het verzet, in Juli bracht weinig wijziging in do activiteit van den vijand. Integendeel! Bivakbeschietingen, telefoonvernielingen, baanbeschadigin- gen en natuurlijk aanrakingen tusscken patrouilles en bendetjes bleven als van ouds. Van troepenvermindcring in het Pidië-sche zal dan ook waarschijnlijk niet spoedig sprake zijn. Behalve de reeds genoemde af- deelingen, liggen te Sigli nog een compagnie van het 14e Bataljon bo nevens 3 brig, van de 3e div. Alleen do bezetting van Padang Tidji is, door het weghalen van de 3o div., van 6 brig, gebracht op 4, welke tot de le div. behooren. De VII Moekims bchooren echter sinds Januari 1905 tot Groot-Atjeh. De in laatstgenoemde afdeeling gelegerde troepen hebben in don laatsten tijd meest gediend als een soort reserve, welke den civiel en militair gouverneur in staat stelde elders krachtigen steun te verleenen of door tijdelijke troepenlegering een bepaald doel te bereiken, zooals bv. de be zetting van Sabang met 21/2 compagnie van het 3e Bataljon tor gebeure- ljjke handhaving van onze neutraliteit. Dat ook buiten Atjeh bezettingstroepen van dat gewest optraden is bekend, o. a. uit den tocht naar de Bataklanden; maar vooral heeft de excursie van 3 brigades uit Seulimeum naar de Doesoenlanden (Z. en O. Afd. van Borneo) groote vermaardheid verkregen. Op kleine rooverijen na in de XXII Moekims is do toestand van Groot- Atjeh overigens van dien aard, dat zelfs na vertrek van de te Indra- poeri thuis behoord hebbende 4e div. nog verdere troepenvermindering mogelijk zou zijn, indien niet voor de reeds genoemde doeleinden een flinke reserve, het 3e en het 2e garnizoens-bataljon, werkelijk noodig ware, die dan tevens kunnen dienen als aanvullings-depot voor het korps ma rechaussee, dat uit Amboneezen en Inlanders, half om half, is samengesteld. De nabuurschap van Pidië en de landschappon ter W estkust maakt het bezetten van enkele punten buiten Koeta Radja, Indrapoeri en Seulimeum (beide laatste plaatsen met 4 brigade le div. mar.) noodig. Zoo vindt men 1 compagnie le G. B. te Lam Njong met een detachement te Kroeüng Raja1 detachement van genoemd korps te Lhos Nga, dat

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 426