421 geest, doch bij ernstige bestudeering blijkt zulks niet het geval te zijn. Wat moet men zeggen van zijne „rafales" bij het artillerievuur; heeft het niet veel van het wild rondom zich heen slaan van een man, die, met den rug tegen den muur geleund, een aanvaller van zich af wil houden, terwijl hij toch beter deed door met een enkelen goed gerichten bokser- stoot een einde aan het gevecht te maken De Duitscher ten slotte wenscht steeds voorwaarts te rukken, doch houdt zich krampachtig vast aan een hem ingeprente methode van aan vallen bij zijn wijze van optreden wordt eerst gewikt en gewogen. Wij, Japanners, hebben deze laatste aanvalswijze overgenomen, doch wij hebben onze Europeesche leermeesters nog iets meer geleerd, n.l. de veldversterkingskunst ook toe te passen bij den aanval. Zij dient ons niet alleen bij de verdediging, doch ook als het middel om een rustpunt te zoeken bij het voorwaarts rukken. In de tirailleurlinie schiet de eene, terwijl zijn buurman graaft. Dit nu gebeurt ook wel in de Europeesche legers, doch onzen mannen zijn gewend ook liggende te graven, zoo doende zinkt onopgemerkt de voorste linie in de aarde weg; Bij het voorwaarts gaan vinden de volgende liniën hunne dekkingen kant en klaar. Zoodoende behoeven wij er ook geen sterke reserves op na te houden. Yan huis uit gaan wij zoo sterk mogelijk vooiwaarts; alleen achter onze vleugels worden reserve-afdeelingen opgesteld. Achterwaartsche bewegingen worden alleen bij nacht uitgevoerd. Bij ons wordt het gevechts-exereeeren bij nacht beoefend, geheel ge- ruischloos, op teekens dooi' de officieren gegeven met hunne „ever rea dy" zaklantaarns. Dit alles is slechts middel om het doel te bereiken, en dat is: voorwaarts, steeds voorwaarts, totdat de vijand verslagen is. De techniek ondersteunt onzen aanval en verleidt ons niet tot de verdediging, Op dien grond volgen wij ook het Duitsche en niet het Eransche systeem bij den artilleriestrijdde batterijen in massa laten optreden, nauwkeurig inschieten en daarna het vuur versterken, maar geen nutteloos strooien tegen een, in eene groote terreinstrook waarschijnlijk, opgestelden vijand, dien men noch ziet, noch verkend heeft. Hetzelfde wordt ons medegedeeld ioor den overste van den generalen staf te Tokio, Masahito Kasoi Mura 1). Wanneer zullen wij Nederlanders bij ons Indische leger meer werk maken bij onze oefeningen tegen een B. Y. van de veldversterkingskunst, of hebben de in de laatste kwart eeuw gevoerde oorlogen het nut daar van niet voldoende in het licht gesteld? Waar treffen wij in bevelen, gegeven bij meerdaagsche oefeningen of manoeuvres zinsneden aan, be trekking hebbende op versterking van het terrein, aanwijzing der sec- (1) Der Ostasiatiaohe Lloyd 1905 No. 51.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 433