433
verstrekt terwijl een extra ontbijt moest worden medegenomen.
Tijdens de operatie werden zij door de zorgen der intendance
gevoed, waartoe de fouriers, het keukenpersoneel, de koelies
en het noodige gereedschap ter beschikking van de korpskwar
tiermeesters moesten worden gesteld.
Een en ander zou 's morgens half twaalf per extra trein naar
Lam-Peneroet worden opgevoerd. De officieren moesten in eigen
voeding voorzien en de manschappen de eetketels medenemen.
Met de marechaussee in de voorhoede marcheerde de le colonne
ten 2 u.30 v.m. naar Lam Peneroet af, ten 2 u. 45 v.m. gevolgd
door de 2de en ten 3 u. v.m. door de 3de colonne.
Tusschen Tjot Goeë en Biloel werd de brug bij Masdjid Behé
grootendeels afgebroken bevonden.
De infanterie kon er wel langs, maar voor de artillerie diende
ze hersteld te worden.
Dit werk vorderde veel tijd, waarom de colonne-commandant
de marechaussée in den Zuidrand van Behé halt deed houden.
Nauwelijks was het commando halt gegeven of de voorste
afdeeling marechausseé vuurde en stormde op eenige Atjehers
in, die echter spoedig ongewapend bleken te zijn en kalm op weg
naar den passar waren.
Na dit voorval doken in het zijterrein verschillende troepjes
op, die wijselijk in Zuidelijke richting verdwenen.
Op het hooren van het vuur had de colonne-commandant de
le compagnie van het 3de Bataljon ter ondersteuning vooruit
gezonden en nu dat onnoodig bleek zond hij beide afdeelingen
dooi' naar onze vroegere versterking Biloel, die bij aankomst
ten 5 u. 30 v m. nog onbezet was.
Een half uur later was de geheele le colonne aldaar veree-
nigd, met uitzondering van een peloton, dat de genietroepen, die
nog bezig waren den weg in orde te maken, beschermde.
De artillerie kwam in batterij zijwaarts van de benting tegen
over het Z. gebergte, waarheen men tientallen van personen,
soms met karbouwen en sapies uit de W. van Biloel gelegen
kampongs zag vluchten.
De opmarsch der 2de colonne over Toebaloe naar Ateuh Tjoet
kon worden waargenomen.