33
gen de afdeelingen in opgeloste orde met minstens 5 pas af
stand tusschen de schutters.
Het overige deel der compagnie volgt op 270 M; in open ter
rein in meerdere liniën.
Zijn de tirailleurs tot de verkenners genaderd, dan tracht al
les loopend of kruipend, onder dekking van in gunstige stellin
gen vurende afdeelingen, den vijand tot op de afstanden van
het beslissende vuur te naderen; zij kunnen hierbij van spaden
gebruik maken.
Deze opmarsch moet snel en vastberaden geschieden, om zoo
spoedig mogelijk het vijandelijk vuur krachtig te kunnen beant
woorden.
Dit maakt een grooten moreelen indruk zoowel op aanvaller
als verdediger.
Bij het verder doormarcheeren gaan enkele verkenners, die
zich op gunstige punten opstellen en gaandeweg door kleine af
deelingen versterkt worden, aan de linie vooraf. Op ongeveer
300 M. van den vijand gekomen, wordt de bajonet opgezet en
getracht vuuroverwicht te verkrijgen; daarna laat de brigade
commandant het signaal tot den stormaanval blazen.
De uitvoering daarvan blijft den compagniescommandanten
overgelaten.
Gelukt de aanval, dan wordt onmiddellijk verzameld; van ver-
volgingsvuur wordt niet gesproken, om zoo spoedig mogelijk een
achterliggende stelling van den vijand te nemen.
Belangrijke punten in de genomen stelling moeten tot ver
dediging ingericht worden.
Verdediging.
De bij andere legers heerschende begrippen omtrent verdedi
ging vinden ook hier veelal toepassing. Van een aaneengescha
kelde versterking is zelden sprake; iedere sectie, ja iedere
groep kan haar eigen versterking hebben. Hoofdzaak blijft een
goed schootsveld en onderlinge ondersteuning der deelen van
de stelling.
De sterkte der bezetting is van velerlei afhankelijk. Bij terrein,
gunstig voor den aanvaller, wordt een sterke bezetting geëischt.
Tegen tiiailleuis kan het noodig zijn het vuur op ongeveer
Dl. I, 1906.