468
„mijne bescheiden meening kan niet gezegd worden, dat de strijd,
„hoe belangrijk ook, met bepaald nieuwe wapenen gevoerd is.
„Het schijnt mij (daarom) toe, dat verklaring van dezen ommekeer
„te vinden is in de rede van Mr. J. A. Levy, waar hij ter ver
gadering betoogt: „De schok aan ons rechtsgevoel toegebracht
„door „1'Affaire Dreyfus," heeft, bij mij althans, ten gevolge gehad,
„dat ik teruggeschrikt ben voor het eenige, het groote en ik be-
„ken het machtigste argument n.l. dat voor den wil, voor het
„prestige van den opperbevelhebber, alles moet zwichten."
„Nu toch gebleken is, dat ook het recht moet buigen voor dien
wil, nu huiver ik voor de verantwoordelijkheid, om dat ontzet
tend gewichtige speeltuig, om dat ontzettend gewichtige middel
uit handen te geven en toe te vertrouwen aan personen, die
gelooven, dat de ziel, de zenuw, de kracht van het leger is, ge
hoorzaamheid aan den wil van den opperbevelhebber. Mijn eigen
argumentatie, de argumentatie, die gij terugvindt, die althans op
den achtergrond ligt van en is uitgewerkt in het praeadvies
van de heeren Koolemans Beijnen, Verloren van Themaat en
Rollin Couquerque, keert zich thans tegen mij, nu gebleken is,
dat men met het wachtwoord „blinde tucht" ook de gerechtig
heid krenken kan."
Inderdaad meeslepende taal, doch is de redeneering juist?
Ja, voor menschen, die weinig of niets weten van den gang van
zaken bij de militaire rechtspraak; neen, voor hen die eenigszins
op de hoogte zijn van de bepalingen der rechtspleging bij de
Landmacht. Is dit juist, dan blijft dunkt mij de argumentatie
van Mr. Levy voor het behoud van den militairen rechter haar
volle kracht behouden. Om alle schijn van partijdigheid te
vermijden, wil ik slechts aanhalen, wat van niet-militaire zijde
tegen Mr. Levy's betoog is aangevoerd.
Een ruimer standpunt dan door Mr. Levy, werd ingenomen
door Prof. D. Simons, waar hij in herinnering brengt, dat de
President van den Cour d'Assises niets anders tijdens de behan
deling der Dreyfuszaak wist te zeggen, dan: „die vraag zal niet
gesteld worden," terwijl de voorzitter van het hoogste rechts
college in Frankrijk, in strijd met alle rechtsbeginselen, aan de
Crimineele Kamer van zijn College de tot haar bevoegdheid be-
hoorende procedure onttrok.