469 Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lohman laat zich in denzelfden geest uit: „Uitnemende magistraten hebben in de zaak Dreyfus handelingen gepleegd, die lijnrecht indruischen tegen alle re gelen eener goede onpartijdige rechtspraak. Zelfs de Fransche advocaten waren meerendeels op de hand der militairen. Men moet echter „1'Affaire" in verband beschouwen met den poli- tieken toestand in Frankrijk en losmaken van de vraag, hoe eene goede militaire rechtspraak kan worden gewaarborgd. Ziehier het juiste standpunt en tot staving van de meening, dat bij ons een uitspraak als in „l'Affaire" tot de onmogelijkheden behoort, geef ik thans het woord aan Mr. A. C. Wesenhagen, auditeur-militair 1): „Voor U (redacteur v. d. Amsterdammer) was de Zolaprocedure de aanleiding om, in verband met het proces Dreyfus, ook aan de rechtspleging hier te lande opnieuw eenige hakken te zetten. „Wat aangaat het alsnog volkomen duistere proces Dreyfus, of hier eene verregaand lichtvaardige veroordeeling heeft plaats gehad, of dat we hier met een politiek geheim te doen hebben, zal voorloopig door niet ingewijden niet uit te maken zijn. „Wat nu in het Dreyfus-proces met betrekking tot het for- meele recht is geschied, is hier te lande eenvoudig niet mogelijk. „Vooreerst wordt in Frankrijk, zoowel in de burgerlijke straf rechtspleging door de jury, als in de militaire door den krijgs raad, op zeer gevaarlijke wijze en zonder den allerminsten waar borg voor objectiviteit recht gedaan; n. 1. uitsluitend op moreele convictie; met het oog op de menschelijke feilbaarheid wordt de deur voor vergissingen hierdoor wijd geopend. „Hier te lande daarentegen gelden, zoowel in de burgerlijke als in de militaire strafrechtspleging, de gebiedende regelen eener bij het wetboek van strafvordering nauwkeurig geregelde en bij jurisprudentie van den hoogen raad hij tal van arresten geïn terpreteerde wettige bewijstheorie, die veroordeeling uitsluit, wanneer niet zoowel wettig als overtuigend het bewijs van het gepleegde feit en van de schuld van den beklaagde geleverd is." En wat is eindelijk het oordeel van Mr. de Pinto, president van den hoogen raad, wiens gezag wel niemand ontkennen zal en op wien ik mij ten slotte beroepen wil: „Toch is het geens- 1) Zie zijne brochure: De rechtstoestand van den militair in Nederland bl. 90.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 481