470 - zins twijfelachtig, dat bij vergelijking van onze rechtspleging bij de landmacht, in verband met de Provisioneele instructie van het Hoog Militair Gerechtshof, die beide dagteekenen van het jaar 1814, met boek IIII van de Code de Justice militaire pour 1 arrnée, 43 jaar later vastgesteld, het in het oog springt, dat de waarborgen voor eene onpartijdige, onafhankelijke en deugdelijke rechtspraak in Nederland oneindig veel grooter zijn dan in Frankrijk." Inderdaad verliest men bij de aanvallen op den militairen rechter maar al te dikwijls uit het oog, dat alle vonnissen van krijgsraden onderworpen zijn aan de approbatie van het Hoog Militair Gerechtshof, waar naast drie juristen, drie gepensionneer- de officieren zitting hebben en waar dus, daar een der rechts geleerden voorzitter is, het juridische element domineert, ook al door de omstandigheid, dat de advocaat fiscaal, ook jurist, den eisch doet. Is derhalve door den krijgsraad eene onjuiste beslis sing genomen, laten we voor een oogenblik aannemen om ter wille van de blinde tucht de gerechtigheid te krenken dan zou de aanval zich eerder nog moeten richten tot dat hooge rechts college, dat een dergelijk vonnis zou goedgekeurd hebben. Het is inderdaad verbazingwekkend, soms vermakelijk, van welke onjuistheden en onbillijkheden, ja soms van bewijzen van volslagen onkunde, de aanvallen op den militairen rechter blijk geven en waarlijk tot mijn spijt, niet alleen van de zijde van het leekenelement. Is hierboven reeds aangetoond, dat de rede van Mr. Levy getuigt van groot oppervlakkigheid, ernstiger, ja diep krenkend waren de woorden in 1891 gesproken, in de tweede kamer der Staten Generaal door het kamerlid, oud hoogleeraar in de rech ten Mr. de Geer van Jutfaas 1): „De soldaat heeft geen rechts toestand, hij is de paria der maatschappij" en zulks als weer klank op verschillende klachten bij hem ingekomen. Later klinkt het: „Het is toevallig met welke straf de soldaat gestraft wordt"; verder: „Maar aan welke rechtspleging wordt de soldaat on derworpen, die voor den krijgsraad terechtstaat. Zulk een raad is samengesteld uit zeven officieren. De auditeur-militair treedt daar op als beschuldiger en als verdediger tevens. De 1) Handelingen 22 April 1891 blz. 1088; zie ook Mr. A. Cl. Wesonhagen als voren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 482