472
met een beroep op de vereischte approbatie van het H. M. G.,
waar veelal een verdediger den beklaagde ter zijde staat, voor
bijgaan.
Eene andere beschuldiging, minstens even ernstig, zoo niet
ernstiger, komt uit het officierskorps voort: „Wij hebben te veel
„in een krijgsraad gezeten, om niet met schrik te denken aan
„de mogelijkheid om zelf eens onderworpen te worden aan de
„uitspraak van zoo'n rechtscollege" en waaraan voorafgaat:
„Wanneer de eisch zoo op het gehoor noch te zwaar noch te
licht is, dan geeft de krijgsraad, om zich van de zaak af te
maken, met eenparige stemmen door het enkele woordje „con
form" den auditeur-militair zijn zin en het gebeurt daarbij wel
eens, dat men niet eens weet, waarvan eigenlijk sprake is 1).
Fraai, werkelijk fraai! Jammer echter, dat het anoniem publi-
ceeien van het artikel Tertius vrijwaart voor de straf, gesteld
op het ernstige verzuim, waaraan ook hij zich blijkbaar heeft
schuldig gemaakt. Waar hij de treurige ervaring opdeed, zoo
zegt Mi. W., is evenmin na te gaan, terwijl zijn betoog al bitter
weinig gewicht in de schaal kan leggen, omdat hij verzuimt
voorbeelden aan te halen.
Met deze vermelding van de aanvallen op de militaire recht
spraak en de daartegen gevoerde verdediging zou ik kunnen vol
staan, waie hiet niet, dat ik nog wensen te te opponeeren tegen
een uitspraak van Mr. C. Bosman, als zouden de juristen bij het
opperste gerechtshof verre in de minderheid zijn 2). Had Mr-
Bosman zich behoorlijk op de hoogte gesteld, dan zou hij be
merkt hebben, dat hetgeen boven medegedeeld werd juist is n.l.
dat het Hof met nooit meer dan 6 leden rechtspreekt n 1. 3
juristen en drie officieren, hetzij van de zeemacht (voor marine
zaken), hetzij van de landmacht, voor feiten door militairen ge
pleegd. Ik heb gemeend hierop nogmaals de aandacht te moeten
vestigen, omdat het van belang is op te merken, dat het juris
dische element in het H. M. G. de overhand heeft.
Waarom ik van deze aanvallen door bevoegden, naar men
althans veronderstellen mocht, melding heb gemaakt, is begrij-
1) Zie de artikelen van Tertius in de Landsverdediging 2e, 3e en 4e afl. en de bro-
chure van Mr. Wesenhagen blz. 47.
2) Zie zijne brochure: De rechtspraak over den militair in tijd van vrede, blz. 21.