473 pelijk. Ongetwijfeld hebben zij medegewerkt tot of invloed uit geoefend op het votum ter juristenvergadering uitgesproken. Doch mijn hoofddoel was er op te wijzen, dat de aanval als regel niet gold den militairen rechterdoch de rechtspleging. Ook Mr. van Engen deed dit, toen hij in zijne dissertatie 1) een doorloo pend pleidooi hield voor de afschaffing van den militairen rechter, doch door eene kritische studie te leveren over het gansche militaire strafrecht, de eigenlijke cardo quaestionis uit het oog verloor 2). Geen overmaat van betoogen dus, heeren tegen standers van den militairen rechter, tegen de vigeerende mili taire strafwetten, die een ieder als erbarmelijk slecht erkennen zal, maar bewijs, dat de militaire rechter slecht is, toon dit vooral met feiten aan, en ge zult het pleit gewonnen hebben. Maar wees bij de beoordeeling billijk en bedenk, dat diezelfde rechter er heusch niets aan kan doen, dat hij, dank zij de traagheid van onze wetgevende machine, nog steeds gedwongen is recht te spreken volgens „de wetgeving van 1814 en 1815, met hare sche ring en inslag van tegenstrijdigheden, wetenschappelijke kette rijen, dwaasheden en onzin, gedeeltelijk volgens den stijl van praktijk bij den Hove van Holland tot in den jare 1810 in ge bruik geweest zijnde" 3). Eene andere onbillijkheid, om niet te zeggen onjuistheid, wordt door den heer van Engen begaan, waar hij op grond van de ondervinding in.Duitschland opgedaan, sedert de openbaarheid daar is ingevoerd (1901) ook aanleiding vindt om de militaire rechtsmacht af te schaffen. Eene vergelijking toch met het zoo gansch anders geaarde Duitsche volk gaat m. i. niet op. Mr. van Engen had trouwens den blik wel eens mogen wenden naar België, waar door den militairen rechter reeds sinds 1830 in 't openbaar wordt rechtgesproken. Men zou, afgaande op de bewering van Mr. van Engen, daal den militairen rechter reeds lang afgeschaft moeten hebben, voor 't minst een neiging daartoe hebben moeten bespeuren, doch daarvan schijnt geen sprake te zijn. Een andere zinsnede, in zijne eindconclusiën voorkomende, is 1) Getiteld Militaire rechtspleging. 2) Zie Mr. Rollin Couquerque in de Hilituire Spectator 11e aflevering 1904. 3) Woorden van prof. II. van der Hoeven.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 485