- 479 niet, zooals thans, van eene archi-verouderde procedure voor militairen spreken 1). Dit alles leert tevens, hoe weinig de pio- cesorde met het al of niet behouden van den militairen ïechtei te maken heeft. Ook in buitenland, n. 1. in Engeland en Frankrijk heeft men in de 17e en 18e eeuw de krijgsraden opgeheven, doch ook daar bleek de wederinvoering noodzakelijk, omdat de burgerrechter niet in staat was de discipline te handhaven 2). Moet zulks reeds tot ernstig nadenken stemmen, het is goed ook rekening te houden met het feit, dat de dwingende macht van ouders, bischoppen, hoogleeraren enz. in den kring, waarin zij optieden in sterke mate is verzwakt 3). Waar dit het geval is, mag van ver zwakking van het gezag bij het leger wel allerminst sprake zijn. Ter loops dient nog melding te worden gemaakt van den eeni- gen juridischen grond door den toeumaligen overste Koolemans Beiinen aangevoerd tot behoud van den militairen rechtei n.l. deze, dat er geen qualitatief onderscheid bestaat tusschen mili taire tuchts- en rechtsvergrijpen. Men denke maar eens aan de misdrijven tegen den dienst en de subordinatie en vei gelijke daarmede gelijksoortige feiten, die volgens het reglement van krijgstucht disciplinair kunnen worden afgedaan en ongetwijfeld komt men tot de conclusie, dat hier slechts sprake is van meer dere of mindere schending der tucht. Bij andere misdrijven komt dit minder duidelijk uit, hoewel toch bij velen het velband tusschen tucht en recht niet te miskennen valt. Het zou daar om m.i. dwaasheid zijn de bestraffing der lichte feiten op te dra gen aan den superieur, terwijl de afdoening van de zwaardere schending der tucht wordt overgelaten aan buiten het legei staande rechters, die, zooals prof. Simons erkent, zich een ander oordeel zouden kunnen vormen over de militaire verhoudingen. Jammer daarom, dat omtrent dit punt geen overeenstemming is verkregen, want werd dat verband erkend, dan zou logisch daaruit moeten volgen het behoud van den militairen rechter, daar immers het tuchtrecht onaantastbaar door den discipli- nairen rechter moet worden uitgeoefend. 1) Zie blz. 914 Militaire Spectator jaargang 1904. 2) Zie 6e verslag Krijgswetenschappen blz. 542 jaargang 1900—1901. 3) Jhr. Ch. de Savornin Lohman in liet tijdschrift voor strafrecht deel XIII aft. 4.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 491