49 zelfs hooger. De zenuwachtige opwinding van eene afdeeling Sandelhouts, zich in het terrein bewegend, staat lijnrecht tegen over de goedaardige kalmte en gewilligheid waarmede eene af deeling ponies dit doet. De liefhebbers van „gemakkelijk rijden" zullen echter nog lang bij den Sandelhout blijven zweren. Niec waar! men gaat er maar op zitten, behoeft geen beenen aan te leggen, gaat in draf niet uit den zadel, enz. enz., het beestje loopt van zelf. Een pony dient gereden te worden op straffe van een kurig dier te worden. Vandaar dat, zooals de ritmeester Daniels terecht zegt, zooveel officieren van onbereden wapens bedrogen uitko men met ponies en dan in den regel de schuld op den pony wer pen, vergetende dat het „zitten op" een Sandelhout iets anders is dan het „rijden van" een pony. Onder de minder goede eigenschappen van den pony noemt de ritmeester Daniels het „kleven" en ook hiervan spreekt mijne ondervinding. Toch geloof ik dat in de toekomst het „kleven" der ponies zal afnemen, omdat ik vermeen dat onvoldoende africhting daarvan veelal de oorzaak is. Door het groot gebrek aan afgerichte paarden bij de veldes- kadrons, heeft men in 1904 en begin 1905 (voor zoover mij be kend) bij het depoteskadron een soort sneldressuur toegepast, ten koste dit valt niet te ontkennen van het materiaal. Een goed doorgereden paard kleeft niet. Uitzonderingen bevestigen den regel. Ook aan die sneldressuur schrijf ik het klappen in de ijzers van sommige (niet alle) ponies toe. Het zijn meestal slappe die ren, die onvoldoende geacclimatiseerd en krachtig de sneldres suur hebben ondergaan, waardoor zij werden overnomen. Ik stem dadelijk toe, dat het „in de ijzers klappen" der paar den bij de inlandsche pelotons dikwijls geweten moet worden aan de ruiters, die van aandrijven der paarden voorloopig nog niet veel moeten hebben. Ook bokkende ponies komen bij het 4e eskadron voor, het gros der inlandsche cavaleristen ondergaat deze beweging met zeker phlegma; een enkele die er afgeworpen wordt, oefent geen in vloed op het zelfvertrouwen der andere cavaleristen uit. Al- Dl. I, 1906. i

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 61