52
verdient, omdat het hoorn der hoeven zich dan geleidelijk in de
gewenschte richting kan ontwikkelen.
Ook bij het 4e Veldeskadron bevinden zich enkele ponies, welke
om hunne slechte hoeven niet hadden mogen worden aangekocht
en waarvan het beslag een voortdurende en ruim vloeiende bron
van ergernis voor kader en officieren is.
Zoo ergens, dan is bij de ponies een deugdzaam en doelmatig
beslag een vereischte, maar ook hierin moeten wij niet te vlug
van stapel loopen en de schuld niet al te spoedig op de ponies
werpen.
Evenals er proeven genomen zijn met de pony als dienstrij-
paard en men met meer of minder schade wijs moet trachten
te worden, dienen dat de hoefsmeden te doen met de hoeven
dier ponies.
Zij in de eerste plaats hebben in den beginne met het voor
hen totaal nieuwe materiaal moeten rondtasten en beproeven.
Van die proefnemingen en begane fouten geeft de ritmees
ter Daniels een goed overzicht, dat een ieder die met pony-
beslag te maken heeft niet genoeg ter lezing kan aanbevo
len worden.
Bij de middelen door den ritmeester Daniels aangegeven ter
verkrijging van een goed beslag voor minder goede hoeven, voeg.
ik nog de volgende.
1. Het goed inlaten van den lip van het ijzer in den toon.
Het ijzer komt daardoor veel beter onder den voet te liggen
en men krijgt niet wat men noemt: schuithoeven.
2. Het geven van een behoorlijken opzet aan het ijzer, het
geen bijna altijd vergeten wordt.
3. Het behoorlijk wijd maken van het ijzer in den toon. De
meeste smeden maken hunne ijzers te nauw in het toonge-
deelte, vandaar dat het hoorn al spoedig over het ijzer heen-
groeit en verticale hoornscheuren ontstaan.
Het middel sub I genoemd, dwingt de smeden als 't ware
dat sub III op te volgen.
4. Het voor goed breken met de bepaling in den Inw. Dienst
der cavalerie Art. 57 2e alinea nl. dat het beslag „gewoonlijk
om de zes weken" moet worden venieuwd. Door het geven
van iets meer garnituur dan gewoonlijk, des noods ook in het toon-