72
Het vuur, zooals Rohne het aangaf, draagt bovendien een zui
ver defensief karakter en daarom alleen al heeft het geen recht
het hoofdgevechtsvuur voor de artillerie te velde te zijn.
Ook schrijft de Oostenrijksche majoor Wostrowsky in „zur
Feldgeschützfrage"
Für den Artilleristen besteht die Feuerüberlegenheit darin
dasz er Raüme, die ausserhalb des Gewehrertrages liegen, so
wirksam unter Feuer halten kann, dasz sie vom Gegner nicht
überschritten werden können, inso lange nicht die artillerie nie-
dergekampft ist.
Laten we echter voor oogen houdenKriegführen heisst angrei-
fen. De generaal Allason gaat uit van de stelling, dat op het mo
derne gevechtsveld de troepen, gesteund door het rookzwakke
kruit, zich meestal onzichtbaar zouden kunnen opstellen en be
wegen vermoedelijk met de voorbeelden uit den Z.A. oorlog voor
oogen. Ze zijn dus slechts gedurende korten tijd trefbaar.
Impossible par conséquent de trouver un objectif dont la dis
tance est déterminée au moyen de la fourchette.
De artillerie kan dus voortaan slechts „alles wat zich in een
bepaalde strook bevindt" onder vuur nemen
Het Italiaansche schietvoorschrift schrijft dan ook voor: dat
in de gevallen dat om eenige reden het doel niet kan worden
ingesloten tusschen de grenzen van 50 of 100 M. het progres
sieve vuur (het kanon ligt op veerspooraffuit) zal worden toe
gepast. Dit bestaat daarin dat indien bv. 22 en 25
is, het vuur wordt voortgezet op 22, 23, 24, 24.50, 23.50 en
22.50.
Men kan het progressieve vuur niet verwijten dat daarbij de
B. C. geen meester is van zijn vuur.
Het nuttige werk van dit vuur wordt tot stand gebracht
om de gedachten te bepalentegen een ondiep doel door éen
der rafales. Of het de le of de 4e is die het hem doet, is niet
vooruit te zeggen. Daarom behooren ze bij elkaar, zij zijn „une
et indivisible".
Evenmin kan men zeggen dat het progressieve vuur tot mu
nitieverspilling leidt. Integendeel! Het geeft munitiebesparing.