81
„streek met een niet verontreinigden bodem, zijn in het alge-
„meen na eenvoudige filtratie geschikt voor het gebruik."
Ook zonder die eenvoudige filtratie, dunkt me, tenzij zwevende
stoffen het water onoogelijk maken. Putten diepe putten
zullen in een niet bevolkte streek wel niet voorkomen. (Onder
putten verstaan wij immers gemeenlijk gegraven putten).
„Rivierwater is in bergachtige streken, zoolang het over een
„rotsachtigen bodem en door weinig bewoonde oorden loopt, na
„voorafgegane filtratie 1), in het algemeen geschikt te achten
„voor drinkwater."
„In lager gelegen streken is het dikwijls zeer onzuiver en
„wordt alleen na rigoureuse zuivering daarvoor geschikt."
Wel wat erg zwaarwichtig deze beide alinea's. Het water uit
de Kroëng Daroe te Koeta Radja was indertijd ten minste
zeer zuiver.
„Art. 3. Elk water, dat bestemd is om gedronken te worden,
„moet, zelfs wanneer het geheel helder is, zoo mogelijk vooraf
„worden gezuiverd."
Dit is nu wel wat heel erg, ook door hetgeen er op volgt onder:
het filtreeren. Het is wenschelijk, het tot drinken be
stemde water steeds vooraf te filtreeren. Dit geschiedt in de
„daarvoor bestemde leksteenen.
„De filtratie door leksteenen wordt belangrijk verbeterd, wan-
„neer men de leksteenen vult met kool, zoodat zulks, waar dit
„kan, steeds moet geschieden.
„Het best is patent gekorreld beenzwart, waarmee de leksteen
„tot den rand kan worden gevuld, daar het zwaarder is dan
„water. Bezit men deze stof niet, dan gebruikt men houts
kool. Patent gekorreld beenzwart moet eenmaal per maand
„worden uitgegloeid, houtskool wordt iedere maand door nieuwe
„vervangen."
Dus al het water, hoe zuiver men het ook weet, artesisch
water, zoo pas, bijna kiem vrij „aan den boezem der aarde ont
weid", moet in den alleen zaligmakenden leksteen, waar het alle
kans heeft onzuiver te worden, hetzij in den leksteen zelf of
na doorgeloopen te zijn in het reservoir er onder. En dit zijn
geen theoretische gevolgen dezer A. O. Ik heb het in de prak-
1) O, die filtratie!
DL I, 1906. r