261 Onze Politiek ten opzichte van Boni" Voordracht van den Hoer G Nypels. Geen imperialistische neigingen, geen „lanilhonger", waren oorzaak van de expeditie naar Boni. Om dit aan te toonen en duidelijk te maken, hield de gep. maj. G. Nypels een voordracht, die met een kort en duidelijk geschiedkundig over zicht aanving. Uit dit overzicht is de gevolgtrekking te maken, dat van af de 17e eeuw tot op het einde der vorige eeuw op papier veel, in werkelijkheid door daden bedroevend weinig gedaan is om de macht van de vorsten binnen de perken te houden en het volk te beschermen tegen de willekeur van hunne hoofden. Lankmoedigheid had thans dan ook geen nut meer en leidde tot nietsi slechts een krachtig optreden om een eereschuld, aldus de schrijver, tegen over de Bonieren af te doen en hen op te heffen uit hun staat van ach terlijkheid en te ontlasten van den druk van een wispelturig vorst, be loofde succes. Niet tegen het volk van Boni, doch tegen zijn vorst Lapawawooi Kraeng Segeri zou de strijd gevoerd worden, waartoe de wet van 1899 tot uit breiding van het tolgebied over Boni als directe aanleiding beschouwd kan worden. Poogde men oorspronkelijk een gewapend optreden te voorkomen en den vorst door overreding tot inkeer te brengen, langzamerhand werd het duidelijk, dat Lapawawooi zelf den strijd wenschte als eeuig middel om zijn macht hoog te houden. Op de ongeneeslijke hegemoniezucht van den vorst leed alles schipbreuk, een expeditie moest uitgerust worden. En wat thans de expeditie betreft, ditmaal kalme daden instede van snoevende woorden zooals in 1825een bezadigd expeditiecommandant en een gouverneur, die humane beginselen in practijk weet te brengen) samenwerkende om het doel het verkrijgen van een geordenden toe stand zoo snel mogelijk te bereiken. ltegistratie der bevolking, verbod tot het dragen van wapenen, regeling van bestuur en rechtspraak, bepalingen omtrent belastingen en heeren diensten werden ingevoerd, de slavernij daadwerkelijk (1 Jan. 1911) af geschaft. Dit alles juicht schrijver toe en slechts één ding betreurt hij, n.l. dat waar vooropgesteld was, dat de krijg tegen den vorst en niet tegen het volk gevoerd werd, dit laatste de vorst was gevlucht een oorlogs schatting van f 70.000 moest opbrengen. Teleurstellingen en tegenkantingen zullen wellicht ook hier niet uit blijven, doch reeds thans mag men tevreden zijn met hetgeon voor Boni gedaan is „als begin van aflossing der oude eereschuld."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 273