GROOT ATJEII VA\ 21 APRIL TOT 28 JUIVI 1896. (Vervolg van blz. 445). Met Plaat XVIII. 10 Juni. Het doel, dat de bevelhebber zich voor dezen dag gesteld had, was eenvoudig het beëindigen van de tuchtiging der Lam-Krak Moekims en terugtrekken naar Koeta-Radja. s Morgens 6 uur vereenigden zich de drie colonnecomman danten in zijn bivak en werd de taak voor ieder hunner vast gesteld. De commandant der 2de colonne kreeg opdracht om met zijne troepenmacht, versterkt door het half 7de bataljon en 4 brigades maréchaussee (repeteerkarabijnen) het Lam-Kraksche, oostelijk van het voetpad langs de djoeroeng Lam Oeri te tuchtigen, huizen en ei ven te verwoesten, daarbij echter niet te ver in zuidelijke richting gaande. Hij moest verder den terugtocht door Anak Baté over Boe- kloet en Lam-Bari naar Lam-Baroe aanvaarden. Den plaatselijken commandant van Xoeta-Radja was verzocht den commandant van het 5de bataljon op te dragen, met zijn korps en eene sectie van de 4de bergbatterij ten 10 u. v. m. van Lam-Baroe af te marcheeren in de richting van Gapoe, de artillerie stelling te doen nemen bij de Kroeng Lingkar en zelf de 2de colonne op haar rechterflank en op den linkeroever der Atjeh- rivier te dekken. Dien commandant van het 5de bataljon werd voorts nog me degedeeld, dat Lam-Soet, Tjot Gloempang en Tjot Goet door den vijand bezet waren, eene bijzonderheid, die bij de 2de colonne niet bekend schijnt te zijn geweest en die, zooals we zien zullen, nog tot een misverstand aanleiding heeft gegeven. Deze flankdekking zou gelijktijdig met de 2de colonne teruggaan I. 11. T. 1896.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 103