608
Het meer Oostelijke deel van den rand van Tjot Sajoen werd
nu door de maréchaussée bezet en de kampong verder doorzocht.
Daarbij stuitte de Eur. serg. Gehne op een tot dusverre niet
opgemerkt veldwerkje. Zonder aarzelen ging hij met de dichtst
bijzijnde manschappen tot de attaque daarop over, met dat ge
volg, dat de vijanden de wijk over de sawah namen, een paar
hunner in onze handen latend.
De hoofdmacht der le colonne was intusschen langs den weg
opgerukt tot kampong Adjé. Hier zond de cavalerie bericht,
dat zij uit Boeneleh eenige schoten had gekregen. De colonne
commandant dirigeerde nu de 2e compagnie, die de maréchaus-
séebezetting in Adjé vervangen had, en de 4e compagnie v/h. 3e
bataljon onder den korpscommandant naar Kroeng-Gloempang
vooruit, om verbinding met de onder kapitein Graafland afge
marcheerde troep te zoeken.
Yan onzen ouden post rukten deze beide compagnieën dadelijk
in de richting van het vuur op, door welke beweging de in den
rand van Hoho opgestelde vijanden die ook door de inmiddels
bij Kroeng Gloempang in batterij gekomen artillerie bevuurd
werden zich genoopt voelden in Oostelijke richting af te trekken.
De opmarsch der geheele colonne kon daardoor ongestoord
plaats hebben. Een compagnie van het 6e bataljon bezette Tjot
Meraja tot de 2e colonne daar zou zijn aangekomen, terwijl de
le compagnie van dat bataljon te Tjot Sabtoe bleef, om voor-
loopig de reserve-colonne af te wachten en, wanneer die tot
Kroeng Gloempang zou zijn doorgerukt, de le colonne naar Tjot
Saj oen te volgen.
De beide andere compagnieën gingen door naar Tjot Sajoen,
terwijl de korpscommandant voorloopigbij onzen ouden post bleef
wachten, om later met de achtergelaten compagnieën ook der
waarts te komen en dan met het vereenigde bataljon in Zuide
lijke richting door Tjot Kajoe te marcheeren.
Daarbij moest verband gehouden worden naar links met het
3e bataljon en naar rechts met de 2e colonne, die Oostwaarts
van den grooten weg Paja-Oe-Senelop oprukte.
De bevelhebber, die om 6 u. v.m. ter hoogte van de afgebroken
brug ten Oosten van Gendroet was aangekomen, en vandaar
den last tot bezetting der bovenvermelde punten had gegeven,