611
De aanval kostte ons een gewonde maréchaussée.
De vluchtelingen namen de wijk naar eene op 500 a 600 M.
van den N. O. kampongrand gelegen groote versterking, waarop
de in den rand in stelling gekomen compagnie repeteergeweren
hen met een paar salvo's ook hieruit verjoeg en naar het ge
bergte deed vluchten.
Voorloopig diende de maréchaussée nu halt te houden en
door signalen in Westelijke richting verband te zoeken met het
3e bataljon.
Door verplaatsing van de afdeeling Dijkstra naar den West
rand van Teupin Batee werd ten 9 u. 15 v. m. het gewenschte
verband verkregen.
Op het signaal „voorwaarts" had de kapitein Graafland met de
compagnie repeteergeweren en de maréchaussée langs den Oost-
rand van Tjot Loöt, Ampé Batee, Lam-Nga-Noord en Zuid naar
Lam-Pasei op te rukken, daarbij middels signalen verbandhou
dend met het 3e bataljon.
Overste Bisschoff riep, toen de reserve-colonne te Kroeng-
Gloempang gearriveerd was, de op die plaats achtergelaten com
pagnie van het 3e bataljon met de 4e Bergbatterij op naar Tjot
Sajoen, om den marsch in de bevolen richting te kunnen voort
zetten.
De reservecolonne was ten 5 u. 50 v.m. van Lam-Permai
afgemarcheerd en op haar beurt spoedig op de 2e colonne gestuit.
Het bovenvermelde bericht omtrent de vijandelijke sterkte bij
Tjot Soeroei krijgende, zond de commandant twee compagnieën
van het 12e uit, met last door Adjé, Tjot Bada en Adjé Boeng
Ahra naar Lam-Ateuh te marcheeren, de aan te treffen bentengs
te nemen en op te ruimen en vervolgens naar Kroeng-Gloem-
pang op te rukken. Zonder veel tegenstand te ondervinden kon
aan die opdracht voldaan worden.
Op den terugmarsch werd order ontvangen te Adjé Boeng
Mira één compagnie achter te laten, die daar moest blijven
tot de vivrescolonne gepasseerd was.
De versterkingen bij Adjé werden ten 7 u. 45 v.m. door één
compagnie van het 14e bataljon bezet, eene tweede compagnie
van dat korps bleef te Gendroet achter. De beide overigen