629 Jan. 1.1. schreef, zijn wijsheid spelenderwijze aan den grooten weg en in het terrein opdoen, doch tucht wordt niet spelenderwijze opgedaan, vooral niet door het Europeesche element, waaruit ons leger gerecruteerd wordt. Te dikwijls wordt vergeten, dat ons leger geen nationaal leger is en dat daardoor geen innerlijke gevoelens mogen worden verwacht als bij het beste militieleger- Yolgens mij, en het is mijne overtuiging, dat het gros van de officieren zoo denkt, behoort or vóór alles eene goede tucht te heerschen, om zonder gevaar den soldaat spelenderwijze zijn wijsheid te laten opdoen. Die tucht behoort door alle beproefde en als deugdelijk erkende middelen aangeleerd en onderhouden te worden. Waarom de gesloten excercitiën, die ongetwijfeld ordebegrippen aankweeken en den grondslag vormen voor de marschdiscipline, die het zoo noodige gevoel van eigenwaarde bij den meerdere opwekken, die den mindere leeren zich te beheerschen, wanneer zulks van hem geëischt wordt, geschuwd moeten worden als eene besmettelijke ziekte, is het grootste deel van officieren en kader bij de bataljons niet duidelijk. De overwegingen, die daartoe geleid hebben, zijn waarschijnlijk in hoofdzaak dezelfde, als die, welke de heer Jhr. Gr. A. A. Alting van Geusau ontvouwt in zijne „Tactische Beschouwingen over Infanterie-Reglementen" (zie Ned. Yer. van Krijgsw. III Afl. 1905), waarin evenwel nog de volgende eisch gesteld wordt: Het gesloten excerceeren moet alleen ten doel hebben om die bewe gingen te leeren uitvoerendie eene compagnie of een bataljon werkelijk op het gevechtsveld of op marsch noodig heeft. Die bewegingen moeten met orde en stilte worden uitgevoerd en dat eischt oefening. De grootst mogelijke orde en de uiterste stilte zijn voor een excerceerenden troep de bewijzendat de man gedisciplineerd is en die discipline is noodig." De heer A. v. G. onderscheidt namelijk twee soorten van dis cipline en wel excerceer- en gevechtsdiscipline, en zegt hiervan het volgende: Het gesloten excerceeren met grootere af deelingen, als middel niet als doel eischt eene strenge disciplineeischt onvoorwaardelijke gehoorzaamheid van allen op het commando van ééneischt gelijktij dige onderwerping van den wil van ve len aan den wil van één. A

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 139