636 stelling opzettelijk aan de waarheid afbreuk doen, terwijl de hun verleende vrijheid om het publiek voor te lichten schromelijk misbruikt wordt om straffeloos te zondigen tegen bedoeld art. 16 R K. Oneerbiedigheid, gemor, onvergenoegdbetooning enz. zijn de hoofdkenmerken van het geschrijf van mindere militairen en sommige bladen bevatten kolommen vol van een dergelijke, neer geschreven insubordinatie. Hoe dikwijls ziet men niet, dat, wanneer er meer klaarheid is gebracht in een klacht door een minder militair ingezonden^ de redactie eene gedeeltelijke herroeping of andere voorstelling van de zaak doet volgen. De ongunstige indruk, die het eerste bericht heeft gemaakt, is daarmede evenwel niet weggenomen. De sterk overdreven en dikwijls ongegronde klachten en de toon, waarop zij geuit worden, moeten zeer schadelijk geacht worden voor den geest en de tucht in het leger, en hoewel wij vreezen, dat het te vergeefs zal zijn, spreken wij toch den wensch uit, dat bij de redacteuren, die dan toch zooveel meer ontwik keld zijn dan het meerendeel der klagers, wat meer vertrouwen moge ontstaan in de mil. chefs. Reeds door het inwinnen van inlichtingen bij de bevoegde personen zouden zij in vele gevallen niet plaatsen in hun dagblad, wat zij anders, zonder nut voor het algemeen en met groote schade voor het prestige van de mil. chefs, zouden hebben opgenomen. (Slot volgt). S.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 146