504
Yooral voor ons is dit van belang, omdat:
le vele van die expeditiën een veel grooter omvang hadden,
dan ooit een der onzen;
2e tal van in Z.-Afrika aanwezige hoofdaanvoerders daarbij
een grooten naam had verworvenen
3e de Boeren in geenen deele een strijdmacht vormden, als
een Europeesche of daarmede gelijkstaande.
Dit alles is niet nieuw. Ook in de oorlogen van 70/71 en
77/78 kregen de Fransche en Russische aanvoerders, die aan de
expeditiën in Algiers (Mexico) en Midden-Azië met succes deel
genomen hadden, eveneens menige nederlaag op hun rekening.
Zij echter streden tegen superieure Europeesche troepen.
De Engelsche aanvoerders hadden de gelegenheid zich in het
moederland bij groote manoeuvres te kunnen oefenen.
Ook in ons leger doen de aanvoerders hunne ervaring uitslui
tend op tegen den Inlandschen vijand (I. Y.) en dan nog zelden
met groote troepenafdeelingen.
Voor het optreden tegen een B. V. schuilt hierin volgens de
ervaring een groot gevaar.
Zij, die het bestrijden van den B. V. als hoofdtaak voor ons
leger beschouwen, dienen niet uit het oog te verliezen, dat aan
voerders, die hun ervaringen opdeden uitsluitend tegen den I. V.,
te kort schoten bij hun optreden tegen een Europeeschen of als
zoodanig geoefenden vijand en zelfs tegen een vijand, die bij den
laatste in menig opzicht ten achterstond.
Wat hiertegen te doen valt? M. i. o. a. het volgende:
le invoering van brigade-indeeling van het leger; geen infan
teriebrigades, maar z. g. gemengde brigadessamengesteld uit alle
wapens en diensten en uitgerust met een kern van treinen;
2e het houden van jaarlijksche manoeuvres met sterke afdee-
lingen (aan weerszijden minstens en brigade), ingeleid door z.g.
kadermanoeuvres en daaraan voorafgaande oefeningen op de kaart;
3e het verkrijgen van zoo volledig mogelijke kennis eerst
middels de kaart, vervolgens praktisch van het vermoedelijk
oorlogsterrein, in die mate zelfs, dat de hoogere aanvoerders in
staat zijn, zich ook zonder kaart een heldere voorstelling te
maken van het terrein van actie 1).
1) In de „Betrachtungen über Kriegskunst" van 1797, leest men over de ,innerlieh