6-55
op den kraton 1) van Ida Made Ralii; van dergelijke openingen
wordt partij getrokken, om dezen kraton met granaten te be-
werpen, die den Brahmaan aankondigen, dat de zegepraal dei-
Hollanders nabij is
Nog is men een paar honderd schreden van den ingang van
Bandjar di bawah verwijderd; daar knetteren plotseling geweer
salvo's op den rechterflank en als zij, duizendvoudig weerkaatst,
in het gebergte zijn weggestorven, dringen de tonen eener hoorn-
muziek tot het 14e door. Verblijdend geluid! Daar ginds in het
noorden nadert het 11e Bataljon, dat in vereeniging met het
14e en de marine de overwinning komt voltooien 2).
Met verdubbelde geestdrift daalt men nu verder af, vol ver
langen, om zoo snel mogelijk het einde te vinden van den las-
tigen tocht.
De verdedigers van Bandjar di bawah hebben buiten hunne
muren eene met Sassak (horden) omringde pendoppo bezet.
Van hieruit openen zij het laatste tafereel der verdediging
met een lansaanval op de voorhoede, die evenwel niet krachtig
wordt doorgezetde salvo's der achterladers doen hen in noor
delijke richting de wijk nemen. Maar daar is geen uitweg meer.
Zij vallen van de Scylla in de Charybdis. Ook het 11e batal
jon, dat den noordoosthoek der kampong genaderd is, ontvangt
hen met geweervuur en doet hen met bebloede koppen afdeinzen.
1) Mocht de schrijver hier juistheidshalve wel gewagen van een „Kraton" en zou
het niet juister zijn geweest van een „huis" te spreken? Op meer plaatsen van Van
Vlijmen's boek komen beschrijvingen voor, die men niet al te letterlijk behoort op te ne
men. Zoo staat op blz. 38 vermeld, dat de compagnieën Lanzing en de Coenens bliksem
snel door de dichte padi rukten, op blz. 67 dat een sterke drom van vijanden, woest gil
lend op de voorhoede losrennende, op 200 pas van die voorhoede gekomen achterblijven,
en zich behendig achter struiken gaan dekken, zoodat van die woest gillende, rennende
troep ten slotte een paar doorloopende voorvechters worden neergeschoten. Over het al
gemeen, de goeden niet te na gesproken ljjden onze krijgsverhalen wel een beetje
aan: Overmaat van heldhaftigheid. Maar al te vaak rennen (blz. 85 van Van Vlijmen's
werk) onze vijanden, ziedend van wraakzucht, op ons in en slaan wij met de grootste doods
verachting den aanval af, met andere woorden valt. de vijand ons aan en keeren wij het
geweld door middel van een paar salvo's, om zelf niet in de pan gehakt te worden.
2) Wij zullen hierna zien, waarom majoor Bloem de hoornmuziek liet spelen name
lijk om te voorkomen, dat zijn soldaten, die der 3e colonne, niet door hun kameraden der
beide andere colonnes per ongeluk zouden doodgeschoten worden.