506
beschikken, daar kan de vorming van alleszins geschikte hoogere
aanvoerders niet moeilijk zijn. De hoofdzaak moet zijn hun de
gelegenheid tot ontwikkeling te geven, zooals de laatste jaren
op Atjeh geschiedde, en in het garnizoen die ontwikkeling met alle
ten dienste staande middelen te bevorderen. Yooral daarom is dit
van belang, omdat het meerendeel slechts korten tijd te velde is.
Het moet niet voorkomen, dat jonge aanvoerders, voor het
eerst te velde komende, nog tal van practische zaken moeten
leerenblijkbaar is aan dat gedeelte hunner opleiding te weinig
zorg besteed, niettegenstaande zij de eerste jaren daaraan het
meeste behoefte hebben.
II. De troep was onvoldoende en in het geheel niet geoefend met
het oog op de taakdie hem ivachtte.
Meer nog dan voor de aanvoerders was het voor den troep
een gevaar, dat het voortdurend succes, behaald bij expeditiën
tegen niet modern bewapende, geoefende en georganiseerde te
genstanders, hun in een verkeerden waan had gebracht omtrent
de taak, die hen in Zuid-Afrika wachttevan voorbereiding voor
die taak was op geenerlei wijze sprake geweest.
Vreemd is dit laatste vooral, omdat reeds vóór den Z.-A. oorlog
twee partijen beide met magazijnsgeweren bewapend tegenover
elkaar gestaan hadden, terwijl bovendien de ervaringen uit de
oorlogen van 70/71 en 77/78 ter beschikking stonden en Hönig's
meesterwerk over de „toekomsttaktiek" reeds 10 jaren lang be
kend was 1).
"Wel wordt beweerd, dat het Engelsche reglement niet veel
afwijkt van het Duitsche en ook, dat Engelsche officieren her
haaldelijk de Duitsche manoeuvres hadden bijgewoond, doch blijk
baar was dit niet voldoende om de geschiktheid te verkrijgen
voor opleiding tot en aanvoering van zelfs kleine afdeelingen in
den modernen oorlog.
Vooral voor officieren, die de hoogere rangen wenschen te
bereiken, is bestudeeren van krijgsgeschiedenis noodig, althans
als men een B. V. tegenover zich verwacht.
Het Engelsche leger stond, wat betreft geschiktheid voor den
1) De bestudeering van dit werk alleen had veel onheil kunnen voorkomen aan Eng.
zijde (zie 2e deel blz, 139 170),