DE AUSTRALISCHE PONIES BIJ DE BERG-ARTILLERIE.
Zeer terecht schrijft mijns inziens ritmeester Herfkens, chef
van het 4e veldescadron te Soerabaja in zijn artikel getiteld:
„de Australische ponies bij het 4e veldescadron", zie I.M.T. 1906
No. 1, dat het door hem en door zijn collega ritmeester Daniels over
hetzelfde onderwerp medegedeelde, ook voor ons, artillerieoffi
cieren, veel waarde heeft, nu de remonteering der artillerie met
ponies een voldongen feit is geworden. Met de meeste instem
ming heb ik beide artikels gelezen. De opstellen der beide
heeren echter hebben alleen betrekking op den Australiër als
rijpaard en voor een deel dus ook op het type trekdier voor
veld-artillerie.
Voor laatstgenoemd onderdeel staat de afschaffing van den
Sandelhout wel is waar op het programma en ook zullen er
weldra versche trekkrachten uit Australië worden aangevoerd,
doch jaren zullen voorbij kunnen gaan, alvorens onze vier veld-
batterijen geheel met ponies zullen zijn geremonteerd. Tot nu
toe bezitten wij te Banjoe Biroe nog slechts een proefbespan-
ning van ponies en zeer zeker zou het al te voorbarig zijn, uit
proeven met dit zestal dieren conclusies te gaan trekken, alhoe
wel het aan afbrekende critiek van de zijde van nietingewij-
den niet heeft onbroken.
Een ander onderdeel van ons wapen, de bergartillerie, is thans
sedert eenige jaren in het bezit van Australische paarden als
draagtrekdieren en zulks ter vervanging van de muildieren. Het
spreekt van zelf, dat deze paarden tengevolge van den arbeid,
dien zij moeten verrichten, een groot verschil te zien geven
met het type rijpaard en ten deele ook eene andere behande
ling vereischen.
Oorspronkelijk waren ze bij de proef allen ingedeeld bij de
lste bergbatterij te Banjoe Biroe. Sinds eenige maanden wor
den ze ook aan andere batterijen afgeleverd, beginnen de „ko-