685 den weg op, overschreed de brug, verzamelde aan gene zijde en ging onverwijld tot den storm over. Onder vrij hevig vuur uit de benteng, waar de vijand ook nog een lilla bediende, uit de oostelijke heuvelstellingen en uit enkele posities in de sawah werd de afstand afgelegd. In allerijl vluchtte de bezetting in zuidelijke richting over de sawah en verdween in het begroeide terrein. Een paar salvo's, nagezonden, bezorgden hen toch nog eenige dooden en gewonden. De 2e luitenant Heyligers was, geholpen door den Europee- schen hoornblazer van Spanje en den Eur. fus. Yeeges, No. 31895, het eerst binnen de versterking. Deze bestond uit eene vierkante aarden redoute van 15 M. zijde, met wallen 1.5 M. hoog en 0.75 M. dik, het geheel door eene 4 M. breede bamboedoeripagger omgeven. Er was logies in voor 40 man; behalve de lilla en eenige blanke wapens, werden er alleen wat levensmiddelen gevonden. Met den len luitenant P. van der Molen waren onzerzijds twee Eur. fuseliers bij den aanval gewond. Yoorloopig bezette de compagnie de benteng, om die alvorens terug te trekken zooveel mogelijk te vernielen. De commandant van het 12e kreeg inmiddels last, door eene compagnie de kampongs Kroeng Kali en Masdjid Siem te doen tuchtigen. Om 1 u. 50 n.m. liet het 5e bataljon weten, dat het terrein den opmarsch zeer bemoeilijkte. Ten 2 u. had dat half-bataljon Lam-Biheu echter bereikt. De colonnecommandant verzocht nu overste Laceulle de wei nige schutters, die meer oostwaarts van zijne positie zaten, te verdrijven en overigens te retireeren, wanneer het signaal „5e bataljon retireeren" geblazen zou worden. Op een desbetreffende vraag van laatstgenoemd hoofdofficier werd 4 u. n. m. geantwoord in Lam-Biheu niet te branden en aanvankelijk terug te gaan tot de kampong Landoero, iets ten N. O. van Masdjid Siem gelogen. Zoodra de andere troepen genoemde masdjid voorbij waren, kon ook het -5e bataljon doormarcheeren naar Toengkoeb, om het kruispunt van wegen aldaar vrij te houden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 197