- 688
wachting bij het bestuur en vroeg, daar hij voor de wraak van
Oemar vreesde, vergunning zich binnen de linie bij zijnen schoon
vader, den imam van Lamara, te mogen vestigen.
Dit verzoek werd niet ingewilligd.
Hij behoorde volgens Zijne Excellentie, den regeeringscommis-
saris, te Poenir, dus in zijn moekim te blijven, om zijne onder-
hoorigen voor molest te vrijwaren.
Dien dag werd uitgerukt door vier colonnes tot machts
vertoon.
I. Eene colonne onder de bevelen van den majoor der infan
terie D. A. Okhuizen, bestaande uit het 6e en half 7e bataljon
infanterie, 2 sectiën bergartillerie en 2 pelotons cavalerie als
mede eene ambulance en de noodige transportmiddelen. Doel
de IV en VI Moekims tot aan Kroeng-Raba.
De opmarsch dezer colonne had ongestoord plaats. In de be
kende stellingen bij Boekit Seboen werden troepengedeelten
achtergelaten, ook eene sectie artillerie. De andere kwam onder
dekking van een peloton infanterie in den westrand van Tan
djong in batterij, vanwaar Gloempang en Lam-Lon eventueel
onder vuur waren te nemen.
Ten 8 u. v.m. kwam het 6e bataljon bij Kroeng-Raba; 2 com
pagnieën bleven hier in stelling met opdracht terug te gaan, in
dien de beide anderen, die over Lam-Kroet en Lam-Poe-oe naar
Lam-Lon zouden marcheeren, weer in Gloempang waren.
Het hoofd van Loh Nga kwam den colonnecommandant be
richten, dat daags te voren eene bende van 50 Atjehers tot
Boekit Seboen waren doorgedrongen.
In Lam-Kroet kregen de compagnieën een twintigtal scho
ten, overigens ondervonden zij geen weerstand.
Die bij Kroeng Raba werden tegen 9 u. 's morgens onver
wacht door een vijftigtal Atjehers uit eene positie in de duinen
aan gene zijde der rivier beschoten.
Met een paar salvo 's beantwoordde men dat vuur en tegen
tien uur gunde men den vijand het terrein en trok terug.
De troepen te Lam Poelau waren geruimen tijd door een drie
tal Atjehers van den Tjot Boenot geplaagd en bij het teruggaan,
der afdeeling nestelden zich een tiental in Tandjong.
Niettegenstaande dit alles was de colonne ten 1 u. 15 n.m_