689 weer te Lam-Djamoe verzameld, met geen ander verlies, dan een cavaleriepaard. Eene patrouille van 10 bajonetten met de noodige dwangar beiders had van de gelegenheid geprofiteerd, om in Lam-Pisang en Pasar Oleh-Gle nog een paar schilderhuizen en de poorten van Oemars woning te verbranden. II. Het 12e bataljon infanterie onder den luitenant-kolonel Gr. F. Soeters, met eene sectie artillerie, 4 cavalerie-ordonnansen, eene ambulance en de noodige transportmiddelen van Lam-Tih naar Lam-Pagger ondervond niet den minsten tegenstand. In vele kampongs waren de bewoners aanwezig. Yan andere Kwamen de hoofden zich melden en vroegen vergunning de ge zinnen uit het gebergte te mogen halen. III. Twee compagnieën van het 5e bataljon onder den kapi tein J. P. Linck, met het noodige hospitaalpersoneel, van Keta- pan II door de III Moekims Daroe langs den voet van het gebergte naar Lam-Djamoe. Ook deze troep ondervond geenerlei verzet. IV. Eene colonne van 3 compagnieën van het 14e bataljon, waaraan waren toegevoegd eene sectie bergartillerie, 4 cavalerie- ordonnansen, het noodige hospitaalpersoneel en trein, onder den majoor F. C. Thomson langs den weg van Lam-Peneroet, Tjot Goeé en Lam-Koenjit en door de aan weerszijden van dien weg gelegen kampongs, voorts door de kampongs Grot, Lam-Poe-Oe, Lam-Tadoeh, Maneh en Toeram. Behalve in Tjot Tjigari was overal het volk in de kampongs aanwezig en nergens ondervond men vijandelijkheden. Onder dekking van eene patrouille van 30 bajonetten, werden door den kapitein der genie W. A. J. T. Zelle met genietroepen de bentengs Perampoean en Batoe verder geslecht. Voor alle eventualiteiten vormde eene patrouille van 50 bajonetten van Lam-Njong daarbij de reserve. Lieden van T. Nja Bantah kapten den volgenden dag het ter rein om die bentengs geheel open. Over liet algemeen het zich de toestand dus vrij gunstig aan zien. Van den vijand kreeg men intusschen weinigen in handen, evenmin van zijne wapens. Een enkel achterlaadgeweer, zooals de hoeloebalang der IX Moekims weer binnen bracht, scheen te moeten dienen om de vriendschap te onderhouden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 201