701 band en wel het 9e bataljon naar Lam-Soet en het 7e naar Senelop. Aanvankelijk was laatstgenoemde plaats niet bezet, doch later bij den opmarsch kreeg het 7e daaruit toch eenige schoten, die het een gewonde bezorgde. Natuurlijk verdreef men den vijand en vervolgde hem verder met vuur. De westerfacen der versterkingen Tjot Gloempang en Lam-Soet werden door de genietroepen zooveel mogelijk geslecht. Ten 9 u. 45 v.m. kon de terugtocht weer een aanvang nemen; het 7e bataljon en de cavalerie tot Tjot Goet op den rechter-, de overige troepen op den linkeroever van de Kroeng Lingkar. Bij laatstgenoemde Tjot kwam het 7e en de cavalerie ook op den linkeroever. Dit bataljon vormde verder de achterhoede. Enkele vijanden konden niet nalaten den troep thuis te bren gen natuurlijk op grooten afstand, brachten zij het 9e bataljon en de genietroepen elk één gewonde toe. De 2e colonne marcheerde van Lam-Peneroet via Tjot Goeë en Lam-Koenjit naar Biloel en doorzocht de aan beide zijden van den weg gelegen kampongs, die bewoond bleken te zijn. Alleen bij Lehong en Maneh werd vuur ontvangen uit weste lijk en zuidelijk gelegen heuvels, echter van geen beteekenis. Een flinke regenbui verdreef de schutters. De colonne, die ten 11 u. 15 v.m. te Lam-Peneroet terug was, leed geen verliezen. Den volgenden morgen was er voor alle troepen te Koeta Ra dja en Oleh-leh in garnizoen, eene groote parade op het exercitie terrein nabij Petjoet. Daaraan namen dus niet minder dan acht bataljons infanterie, het korps maréchaussee, één escadron cavalerie, 2 bergbatterijen, één compagnie genietroepen en de tot één compagnie veree- nigde vestingartillerie deel. Zijne Excellentie de Regeerings-commissaris, die den troep in specteerde, richtte tot elk der commandanten een woord tot afscheid en dankte overigens voor hetgeen door alle troepen in het afgeloopen moeilijke tijdperk gepresteerd was. Bij commandementsorder werd dien dag, ook op last van den Legercommandant, aan commandanten van Korpsen en Detache-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 213