511 zonder schop, vooral deze eischt bijzondere zorg en herziening. Uitgestrekte terreinen zijn hiervoor noodig, en deze zijn in Indië zelden beschikbaar. De werkelijkheid behoort bij die opleiding zooveel mogelijk nagebootst te worden. Eveneens is dit van toepassing voor de cavalerie- en artillerie schietoefeningen en vooral ook gezamenlijke schietoefeningen van de drie wapens. Opneming van de resultaten door den ge- heelen troep zijn daarbij noodig. III. De samenwerking tusschen de wapens liet te wenschen over. Zelden, dan wel te laat, zond de cavalerie berichten in, waar op de te nemen maatregelen gebaseerd moesten zijn; de artil lerie- en de infanteriestrijd, in stede van elkaar aan te vul len 1), waren maar al te dikwijls twee van elkaar gescheiden handelingen, dikwijls staakte de artillerie het vuur op het oogen- biik, dat de infanterie haar steun allerminst missen kon 2). Wellicht moet dit toegeschreven worden aan onvoldoende tak- tische ontwikkeling van de hoofdaanvoerders en voorts aan een gebrekkige oefening in vredestijd, waardoor het niet mogelijk was het gevoel van „Zusammengehörigkeit" voldoende te ontwikkelen. Mij schijnt dit een reden te meer om in ons leger het ge mengde brigadeverband in het leven te roepen. De brigadecommandant moet dan verantwoordelijk worden ge steld voor de taktische geoefendheid van alle onder zijn bevelen staande wapens enz., en niet de chefs van de wapens, enz. Veelvuldige oefeningen onder leiding van den Br. commandant zijn dan noodig, niet alleen of in hoofdzaak „manoeuvres met losse patronen", maar veelvuldige marschoefeningen, waarbij eenvoudige oorlogstoestanden verondersteld worden. Marschen langs de secundaire wegen en door het terrein met de geheele brigade zullen vooral nuttig blijken om het „kunnen" van de verschillende wapens en treinen te leeren beoordeelen 3). 1) Voorbeeldig was dit bij het Jap. leger (M. W. No. 85 van 1905). 2) De Jap. inf. had liever, dat een enkele maal een eigen art. projectiel in de tirail leurlinie sprong, dan dat de art. haar vuur te vroeg staakte. 3) Bij het gevecht aan de Jalu (28/4'04) rukte de 12e Jap. divisie (12 bats, 3 esk 6 bg. batterijen 10000 geweren, 450 sabels, 36 kan.) *s avonds uit haar bivak "YVidchu, legde 12 K.M. af tot aan den rivierovergang en verdreef den volgenden dag de Russen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 21