725
voorkomen, dat we wel de kanonnen hebben, doch ze niet kun
nen brengen, daar waar wij ze noodig hebben en het veldgeschut
slechts als positiegeschut gebezigd zal worden.
Het verwondert ons, dat er onder invloedrijke artilleristen
nog personen worden aangetroffen, die met een onverwoestbaar
optimisme steeds blijven vasthouden aan don eisch, voor het
Nederlandsche-Indische Veldleger „bereden" veldartillerie te ver
langen. Wij mogen het er niet op aan laten komen en hen proef-
ondei vindelijk, in de harde werkelijkheid, tot de overtuiging
doen komen, dat hun verwachtingen te hoog gespannen waren.
Wij weten hoe opwekkend het marcheeren en manoeuvreeren
met veldartillerie is, welk een indruk op het moreel het in galop
in batterij snellen maakt.
Wij beseffen hoe de Nederlandsche veldartilleristen trotsch
zijn op hun wapen
Wij kennen ook hun lijflied:
„Wat dreunt daar op de heide?
Wat blinkt daar in 't verschiet?
Wat dondert tusschenbeide,
Dat men door 't stof niet ziet?
Wat rennen daar die paarden?
Wat forsche melodie?
Wat flikk'ren daar die zwaarden?
't Is veld-artillerie
Tout cela, c est beau, mais ce n'est plus la guerrezou men
thans kunnen zeggen.
Wat nu de genomen proeven met het proefgeschut betreft, bren
gen wij volmondig hulde aan de Commissie van proefneming voor
de minutieuse wijze, waarop zij zich van haar taak gekweten heeft.
Echter ons kunnen noch de wijze, waarop de proeven genomen
zijn, evenmin als de verkregen uitkomstenen daaruit getrokken
conclusies, voldoenHet spreekt van zelf, dat wij hier de rij
proeven op het oog hebben.
In het „Overzicht" lezen wij omtrent die proeven 1):
„Zij zijn gehouden in de omstreken van Willem I, Banjoe Biroe
en Salatiga, waar ruimschoots gelegenheid bestaat het materieel
1) I. M. T. Extra Bijlage No 16, blz. 21-22.