736
inspireert officieren en minderen hetzelfde te doen. De smeden
voelen zich onder voortdurende controle, ook de paardenarts zal
veel belangstelling gaan toonen. Met vereende krachten, veel
overleg en kunstgrepen slaagt men er in tot een bevredigenden
toestand te komen. De eskadronscommandant kan hoef en ij zei-
van elk paard wel uitteekenen, de smid weet precies wat van
hem verlangd wordt.
.Nu gaat echter het eskadron te velde. Andere zaken nemen
de aandacht in verhoogde mate in beslag. Andere officieren,
ander kader, misschien andere smeden worden ingedeeld, onmid
dellijk of geleidelijk, ook de paarden worden heen en weer ge
gooid. En last not least, de middelen en tijd, die men te velde
beschikbaar heeft, worden zeer beperkt; men moet wat laten
vallen, dikwijls beslaan met ijzers van een onvolmaakt model.
Wat moet het gevolg zijn? Alle kunstgrepen verdwijnen,
andere menschen brengen andere opvattingen, het beslag, dat
slechts in orde gehouden werd door geduldig doorgaan op de
eens ingeslagen richting, moet. enorm gaan lijden, 't Is waar,
dat zal te velde steeds het geval zijn, maar ik geloof wel, dat
daaraan voor een groot deel kan worden tegemoet gekomen door
te zorgen voor een normaal beslag, dat overal op dezelfde wijze
wordt toegepast, met middelen die voor het algemeen gelden.
Te velde moet elke willekeurige smid kunnen beslaan, zonder
dat de eskadronscommandant of paardenarts er steeds bij staat
om hem op de vingers te tikken.
Men zal zeggen, dat uit de beide artikels in het I. M. T. dui
delijk blijkt, dat men erkent zich nog in het tijdperk der proef
nemingen te bevinden. Toegegeven, doch ik meen op een groote
leemte in die proeven te mogen wijzenhet niet zoeken naar
een normaal beslag, dat overal kan worden toegepast, met mid
delen, die niet bij het meerendeel der paarden ontaarden in
kunstgrepen.
Beide artikelen willen hier en daar onomstootelijke eischen
van het beslag gedeeltelijk prijsgeven. Alweer rijst de vraag:
is men op den goeden weg? Ik kom hierop straks meer in het
bijzonder terug.
iNa beide min of meer benauwende artikelen gelezen te heb
ben, zal het voor menigeen, ook cavaleristen, een verademing