741 duur vergaat. Ook het middel om de gewenschte lenigheid te krijgen en te onderhouden is voor den hoef hetzelfde: insmeren met vaseline. Dit mag echter volstrekt niet te hooi en te gras gebeuien. Veelal wordt de vaseline in ruime mate, „met klod ders, op den hoef gesmeerd. Er dringt zeer veel in den hoef- wand, alle kanaaltjes, scheuren en oude nagelgaten vullen zich op. t Gevolg is, dat de hoef niet lenig wordt maar verweekt. De overal ingedrongen vaseline verdikt en vermengt zich met vuil, waardoor rotting ontstaat. Men moet integendeel den hoef zeei dun en gelijkmatig insmeren. Dan zal de hoorn wand ge lijkmatig lenig worden gehouden, en de opname en afgave van vocht beter geregeld worden. Opname van te veel vocht wordt tegengegaan, uitdrogen eveneens. Zulk een dun laagje zal zel den bijzondere middelen noodig maken om oude vaseline te ver wijderen, dit geschiedt dan vanzelf door het gebruik. Verzuren, zooals litmeester Daniels zegt, doet vaseline niet, vandaar juist het veelvuldige gebruik. Hoe dikwijls het insmeren moet ge- beuren, hangt zeer veel af van den toestand der hoeven, het jaaigetijde en het gebruik, dat van de dieren gemaakt wordt, en is dit geheel een kwestie van praktijk. In het bijzonder moet ook gelet worden op het week houden van den kroonrand. Verzuimt men ook dezen te behandelen, dan zal niet alleen de afgroei van het hoorn veel slechter plaats hebben, doch ook ontstaan spoedig, vooral in den overgang van het weekere in het hardere gedeelte van den hoornwand de be kende horizontale scheuren, die, als uiterste, ringhoef geven. Hebben aangekochte dieren reeds ringhoef, dan zal de nieuwe hoorn nagenoeg onmiddellijk goed afgroeien, als men bovenge noemde behandeling goed toepast. Verder behoeft niet betoogd te worden, dat het beslag zelve ook van grooten invloed is op afgroei en hoedanigheid van het hoorn. b. Het bekappen van den hoef. Hiei ligt vi ij wel het zwaartepunt van het beslag, en hier wordt ook wel het meest door de smeden gezondigd. Een behoorlijk ijzei smeden naar den bekapten hoef kunnen de meesten wel. doch juist bij het bekappen laten zij hun fantasie zeer veel wer- ken, en hebben de officieren meestal veel taai geduld noodig om

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 253