743 veelal zijn het ontstaan van een scheur op de plaats, waar de uitzetting sterk vermindert. Daar de zool in het uitgegroeide toongedeelte totaal plat wordt, is het nagenoeg onmogelijk de zool in dat gedeelte vrij te laten! Bij het bekappen moet dus vóór alles gestreefd worden naar het vermijden of herstellen van deze vervorming van den hoef. De teen wordt zeer sterk ingekort, zooveel als maar eenigszins mogelijk is. De verzenen daarentegen mogen niet te veel bekapt worden. Een flinke opzet gaat hiermede natuurlijk gepaard. Voor de ligplaats voor den lip wordt een flink stuk weggenomen, als regel niet zooals vroeger meest gebeurde met de rasp, doch in- gekapt. Deed men dit niet, dan zou naast die ligplaats te veel van den hoornwand afgaan. De smeden moeten vooral leeren niet angstig te zijn in het kappen. In vele gevallen moet men tot het uiterste gaan, de toestand zal geleidelijk verbeteren en tot het normale terugkeeren. Nadat genoeg is weggekapt, wordt de hoef opgenomen en met verticale streken van de rasp vain onder naar boven de draagrand flink weggenomen, over eenige milimeters. Hierdoor ontstaat dus een vlak landje, dat nu echter zorgvuldig moet worden bij- gerond. Dit bijronden gebeurt steeds, waar scherpe kanten, scheuren, afbrokkelingen mochten zijn. Waar deze optreden snijdt men zonder schroom weg wat niet deugt en voor zoover dit eenigszins mogelijk is. De afgeronde rand heeft nu tengevolge, dat een kleine ruimte ontstaat tusschen den rand van den hoornwand en het ijzer, en dit dus eerst draagt eenige millimeters binnenwaarts (fig. 2). De hoef heeft nu gelegenheid om een heel stuk af te groeien, zonder over het ijzer te komen. De sterke afronding voorkomt tevens scheuren en brokkelen. De hoornwand is zoo dik, dat dit kleine stukje draagvlakte volkomen gemist kan worden. Door het op deze wijze bekappen van den hoef wordt hij aan merkelijk kleiner en beter van vorm, hetgeen merkwaardig spoe dig optreedt. Ik heb vele reserveijzers gezien, die zooveel te groot waren geworden, dat ze onmogelijk meer pasklaar konden worden gemaakt, teiwijl ook de vorm veranderen moest en de vroeger spitse ijzers nu rond in den toon worden (fig. 3). I. M. T. 1906.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 255