753
dan de overige inboorlingen voor de gepresteerde diensten. In
enkele gevallen wordt hij zelfs boven den Europeaan gesteld.
ij raarechaussée en marechaussée-compagniën wordt hij als on
misbaar beschouwd, en waar hij, zooals bij eerstgenoemd korps
roem en eer met den Javaan moet deelen wordt meestal aan
dezen slechts een karig deel der verdiensten toegekend. Of dit
juist is, of dit goed gezien is, is een vraag welker beantwoording
ik aan elk der lezers wensch over te laten; men neemt zooiets
met voetstoots op autoriteit van een ander aan. Zoo ergens
dan geldt hier het „oordeel zelf" in ruime mate. Gij zult als
meerdere niet bevooroordeeld voor uwe mannen treden, dit doen
de loopt gij gevaar reeds te voren de kiem tot weifeling, tot
mindere krachts- en wilsinspanning bij uwe ondergeschikten
aan te kweeken.
Stel vertrouwen in uwe soldaten en wederkeerig zullen zij
vertrouwen stellen in hun chef en hunne beste krachten geven.
En al moge deze krachten hier en daar minderwaardig zijn aan
r ie van van den Ambonees hetgeen nog te betwijfeien valt—
tiacht deze dan aan te vullen door persoonlijke toewijding.
Niets werkt nadeeliger op den Javaan dan te weten,' dat hij
achtergesteld, dat hij als minderwaardig beschouwd wordt aan
zijn rasgenoot. Dit demoraliseert. Het verachtelijke 'tis maar
een Kromo" blijve ver van ons.
De krijgsgeschiedenis schenkt ons vele voorbeelden, waarbij
de Javaan niet voordeelig uitkwam, doch ook vele—en hiertoe
behoort ongetwijfeld ook het gevecht om Pré Meditta—waarbii
getoond is, dat flinke aanvoerders veel, zelfs zeer veel van het
zoogenaamde minderwaardige Inlandsche element gedaan kregen.
W. B. Oort.