776 noodig zijn, bij de bevoegde gezaghebbenden voor, draagt de geïnde padjeg (landrente) af, enz. In de soebak zorgt hij voor de waterverdeeling, roept de soebakleden op voor het werken aan de hoofdleiding, enz. Over een aantal soebaks staat een pengloerah, die opkomt voor de gemeenschappelijke belangen. Behalve de landrente genieten de vorsten nog inkomsten uit de in- en uitvoerrechten, de monopoliën en andere verpachte middelen (bijv. opium), terwijl voor sommigen een niet onbe langrijke verdienste wordt opgebracht door de djogeds (publieke dansmeiden), waartoe veelal de aan den vorst vervallen weduwen en dochters van zonder mannelijke erfgenamen overledenen (zie boven) behooren. Gedeeltelijk bestaan die inkomsten uit voortbrengselen, an derdeels woiden ze opgebracht in geld. Standaardmunt is de rijksdaalder, die twee pekoes telt, elk van vijf ataks. Een atak is nominaal 200 keppngs, doch er wordt 2% agio toegestaan. Een rijksdaalder is dus ongeveer 2000 kepengs waard, een chi- neesche koperen munt met een vierkant gat in het midden, zoo dat men er ettelijke, bijv. 200, aan elkaar kan rijgen (Setali een touw duiten). Een andere eenheid is de boengkoes van vijf rijksdaalders. De inner der belastingen is de sedahan agoeng; de beheer der der vorstelijke schatten, tevens chef van de hofbeambten (parèkan's) heet pembekel kekandel, terwijl de staatssecretaris kantja öeter dalem of adjeg dalem genoemd wordt. Deze is na den rijksbestuurder, den mantja negara, de voornaamste ambtenaar van den vorst. De vorsten bemoeien zich gewoonlijk zeer weinig met de staatszaken, die zij bijna geheel aan den rijksbestuurder, meestal een broeder of ander familielid van den vorst, overlaten, zoodat deze machthebber veelal een belangrijk overwicht over den heerscher erlangt. De troonopvolging is nergens door geschreven wetten gere geld. Volgt ook al gewoonlijk de oudste padmi-zoon zijn vader op, zoo zijn afwijkingen van dit beginsel talrijk. De vader van den Banglischen vorst bijv. bepaalde, dat zijn zeven zoons achtereenvolgens den troon zouden bestijgen, zoo-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 290