778
Bangli's vorst gesteld, kwam Karang Asem in leen aan den
radja van Lombok (Mataram) en werden met de overige rijken,
t. w. Tabanan, Mengwi, Badoeng, Gianjar en Kloengkoeng, ver
dragen gesloten, waarbij o. a. die rijken erkenden deel uit te
maken van Nederlandsch Indië en aan de Regeering het recht
werd gegeven aldaar gevolmachtigden te doen verblijven.
De vorst van Bangli deed afstand van Boeleleng, waar een
regent werd geplaatst onder toezicht van een controleur (1854)
in Djembrana kwam in 1856 een controleur, terwijl in 1861
beide landschappen kwamen onder den assistent-resident van
Boeleleng. Wegens misdadige woelingen werd in 1866 de regent
van Djembrana, in 1874 die van Boeleleng verbannen, waardoor
beide landschappen onder rechtstreeksch bestuur kwamen. In
1882 werd een zelfstandige residentie Bali en Lombok in het
leven geroepen, waarin eerst in 1894, dus zesentwintig jaar na
ons laatste gewapend optreden op Bali, weer een expeditie noo-
dig bleek, als gevolg waarvan Karang Asem, dat een deel van
het rijk Lombok uitmaakte (zie boven), aan het Gouvernement
kwam. Evenwel werd het niet onder rechtstreeksch bestuur ge
bracht, doch onder een stedehouder gesteld, den krachtigen Goesti
G'dé Djlantik, bekend uit de Lombokgeschiedenis.
Al kon een militair ingrijpen onzerzijds al die jaren ach
terwege blijven, zoo was het toch verre van rustig op Bali.
Aanhoudend rezen er geschillen tusschen de verschillende rij
ken, meestal over weggeloopen slaven of vrouwen, over de
waterverdeeling, en ook door het zich afscheiden van deelen,
die met het bestuur van den vorst niet tevreden waren (zie
boven).
Voor het goed begrip van den huidigen stand van zaken zal
een korte behandeling der laatste tijden niet onnoodig blijken.
In den loop der jaren had Kloengkoeng zijn rechtstreeksche
heerschappij over Mengwi uitgestrekt en in '83 zelfs Gianjar
ingelijfd. Mengwi echter meende in '91 het oogenblik gekomen
om het Ivloengkoengsche jux af te schudden, doch Badoengsche
troepen rukten het land binnen, veroverden in Juni van dat jaar
de hoofdplaats, waarbij de vorst sneuvelde en diens zoon Goesti
G'dé Agoeng gevangen genomen en te Den Pasar (hoofdplaats
van Badoeng) gevangen gezet werd.