780
oorspronkelijk wel eenige uitwerking, reeds in het laatst van
datzelfde jaar werd de aanval herhaald.
Ten einde raad, overwoog de vorst van Gianjar met zijn
poenggawa's de wenschelijkheid zich geheel onder het Gouver
nement te stellen op denzelfden voet als Karang Asem. Nadat
overeenstemming werd verkregen met en tusschen de districts
hoofden bood Dewa G'dé Raka begin 1900 zijn rijk aan de Ned.
Indische Regeering aan, onder beding zelf stedehouder te blijven
alleen Abeansemal scheidde zich na die aanbieding af en stelde
zich onder Kloengkoeng. In November 1900 viel de Regeerings-
beslissing in den zin als voorgesteld door Dewa G'dé Raka, zoodat
Gianjar sinds dien gouvernementsgebied werd, bestuurd door een
stedehouder (wakil).
Aan de overige vorsten werd die beslissing medegedeeld en
er tevens op gewezen, dat aanslagen tegen Gianjar voortaan be
schouwd zouden worden als tegen het Gouvernement gericht.
Natuurlijk protesteerden de onafhankelijke vorsten met Kloeng
koeng aan het hoofd, dat zelfs beweerde het Regeeringsbesluit
als ongeldig te moeten beschouwen, omdat Gianjar te voren aan
Kloengkoeng was gegeven. Aangezien dit laatste onjuist was,
bleef de Regeering bij haar beslissing. Aan de bevolking van
Abeansemal werd de keuze gelaten, bij wien zij zich wenschte
aan te sluiteneen klein deel in het O. van het district voegde
zich weer bij Gianjar de rest bleef aan Kloengkoeng.
Op Bali bleven dus vier zeifbesturende rijken over: Kloeng
koeng, Bangli, Badoeng en Tabanan, waarvan eerstgenoemde zich
een soort opperheerschappij over de overigen van oudsher aan
matigde. De daadwerkelijke invloed echter van dat rijk was
buiten de eigenlijke landpalen reeds lang aan het tanen, zoo zelfs,
dat de andere rijken voorstelden zich in een andere verhouding
tot het Gouvt. te brengen, met terzijde stelling van Kloengkoeng.
Bijzondere voordeelen zou dit voor onze Regeering niet geven,
daar in de praktijk toch reeds buiten laatstgenoemd rijk om de
zaken afgehandeld werden.
Moeilijkheden tusschen ons bestuur en de zelfbestuurders ble
ven echter aan de orde van den dag; medewerking tot uit levering-
van misdadigers door Badoeng en Kloengkoeng, en tot scherper
toezicht op de aan de grenzen van Boeleleng en Bangli verblijvende