782
Met Kloengkoeng en Badoeng werden verdragen gesloten,
waarbij het mesatia werd afgeschaft (Sept. en Dec. '04) en eeni-
gen tijd later (Jan. '05) ook met Bangli, zoodat thans op geheel
Bali de weduwenverbanding tot het verleden behooit. e e
van den vorst van Kloengkoeng werd bij bedoelde overeenkomst
gewijzigd in Soesoehoenan van Kloengkoeng en zulks in over
eenstemming met den feitelijken gezagstoestand.
In dat rijk overleed in Sept. '04 de invloedrijke en ons bestuur
slecht gezinde rijksbestuurder Dewa Agoeng Rai en werd opge
volgd door een jongeren broeder van den vorst n. 1. Dewa Agoeng
G'dé Semarabawa.
Onderwijl had Gianjar binnenlandsche onlusten te verduren,
die echter spoedig tot een goede oplossing werden gebracht,
terwijl wederom belangrijke waterleidingen beschadigd werden
door lieden van Kloengkoeng en Tabanan.
Toonden nu Tabanan, Badoeng en Kloengkoeng meerdere
medewerking, bleven Karang Asem en Gianjar ons bestuur
steunen in zijn streven naar het scheppen van ordelijke toe
standen ten voordeele van de bevolking, Bangli bleef nog alty
de oude richting uitgaan.
Zoo stonden de zaken toen in Mei '04 de bij Sanoei gestiande
Sri Koemala beroofd werd door plichtverzuim van het zelfbestuur.
De pogingen om van den vorst 3000 rkd. schadevergoeding
te verkrijgen voor den eigenaar en bestraffing der daders te
erlangen faalden en leidden ten slotte tot dwangmaatregelen:
sluiting van Badoeng voor allen invoer, terwijl uitvoer toegelaten
werd tegen betaling van de gebruikelijke rechten. Aan de zee
zijde werd deze maatregel door onze schepen ten uitvoer ge
leed voor de landzijde werd de hulp der aangrenzende ^be
sturende landschappen ingeroepen (Juni 1905). Tabanan heeft
daartoe niet willen medewerken en werd daarom sedert de eerste
da°-en van Mei j.l. op dezelfde wijze behandeld als Badoeng.
Ofschoon Kloengkoeng verzekerde ons bestuur ten deze te wi -
len helpen bleek, dat de Kloengkoengsche enclave s, welke aan
Badoeng grenzen, (Sibang en Abeansemal) zich niet stipt aan de
verbodsbepaling hielden; mogelijk is zulks echter te wijten aan
de geringe macht, die de Soesoehoenan over die streken kan
doen gelden.