783
Bangli vroeg opheldering over onze wijze van optreden tegen
over Badoeng en later Tabanan. Toonde deze aanmatiging al, hoe
weinig eerbied Bangli voor ons Bestuur had, in Maart j 1. ging het
zelfs tot vijandelijkheden tegen en contractbreuk met het Gouver
nement over. Toen toch werden wederom de .Pedjeng- en Siangan-
leidingen, welke een paar duizend bouws sawahs in Gianjar be
vloeien, moedwillig door Bangliërs vernield. Genoemde water
leidingen zijn gegraven in terrein, dat vroeger tot Gianjar be
hoorde, doch in 1900 deels door Bangli veroverd werd, deels
Tampaksiring zich onder Kloengkoeng stelde (zie boven). Hier
bij bedenke men, dat in de contracten steeds nauwgezet soort
gelijke bevloeiingszaken geregeld worden, en ook in dit geval
Bangli beloofd had bedoelde leidingen niet te beschadigen. Her
stel der Siangauleiding zou zelfs gewapenderhand door Bangliërs
verhinderd worden.
In dezelfde maand overvielen een paar honderd gewapende
Bangliërs een Koeboe (hoeve) van een Karang Asemsch onder
daan, gelegen op betwist, doch door laatstgenoemd rijk bezet
gebiedde eigenaar met een deel van het vee werd weggevoerd,
de hoeve in brand gestoken.
Aangezien alle Regeeringsmaatregelen Badoeng niet tot inkeer
hebben gebracht, is de stand van zaken nu zoodanig, dat veel
kans bestaat op een expeditie naar Badoeng en Tabanan. Dat
daarbij een oprukken naar Bangli niet uitgesloten blijft, moge
uit het bovenstaande volgen, terwijl het dan ook niet onmogelijk
is, dat Kloengkoeng zich als oorlogspartij opwerpt, omdat de
rijksbestuurder een zoon is van de zuster van Bangli's vorst,
Dewa G'dé Tangkeban.
De zelfbesturende staatjes liggen langs de Zuidkust van Bali,
met uitzondering van Bangli, dat geen kustgebied heeft.
Bij de thans overheerschende Z. O. passaat staat op genoemde
kust, bespoeld door den Indischen Oceaan, vaak een heftige bran
ding, die de gemeenschap met den wal zoo goed als onmogelijk
maakt. Tabanan's reeden Pasoet, Jeh Gangga en Kedoengoe zijn
zelfs in den Westmoesson dikwijls onbruikbaar, doch het komt
wel voor, dat dagen achtereen de branding zoo gering is, dat lan
ding met vletten mogelijk wordt; Kedoengoe is de minst bruikbare