820
ons overmoedig en doet ons den „grooten" oorlog voorbij zien.
Wij moeten echter de taak, die ons wacht, ernstig onder de
oogen zien, profiteerende van de lessen der krijgsgeschiedenis.
Men kan hierbij niet geheel afgaan op hetgeen de Zuid-Afri-
kaansche en de Russisch-Japansche oorlog leeren. Een heldere kijk
op de gebeurtenissen aldaareen toetsen aan en een wijzigen naar
de omstandigheden hiermoet ons echter den goeden weg wijzen.
Komt dan het oogenblik, dat op onze uiterste krachtsinspanning
een beroep gedaan wordt, dan moet dat oogenblik ons voorbe
reid en toegerust vinden op de taak, welke ons dan wacht.
Geen noodlottige, maar een roemrijke taak, een taak, waarbij
een grooten wissel op de bekende dapperheid, het hoogstaande
moreel en het volhardingsvermogen van het Nederlandsch-Indi-
sche Leger getrokken zal worden.
„Een krijgsman wint reeds veel, al wint hij niet dan tijd!
Dit is de groote factor in ons voordeel!
Een langen tijd door ongeacclimatiseerde troepen in onze ko-
lonëin aan de kust doorgebracht, zal hen meer verliezen toe
brengen, dan ons lood en zwaard dit kunnen doen.
Wij weten hiervan door onze ondervinding in den Java-oorlog
mee te praten.
En ziekte en uitputting werkt demoraliseerend Juist wanneer
het moreel hierdoor geschokt zal zijn, waaraan de kleine oorlog,
gevoerd a outrance, krachtig moet meewerken, dan is onze beurt
gekomen, zal het ons mogelijk zijn het offensief-defensief te
verlaten om over te gaan tot een krachtig offensief en den eerst
zoo overmachtigen vijand de wet te stellen.
Mobiliteit m, en aanpassen aan het terrein zijn voor een
dergelijk optreden een eerste vereischte.
Laat ons toonen, dat de loop der tijden onzen volksaard zoo
danig gelouterd heeft, dat het bekende woord van I)e Wit, dat de
aard der Hollanders een zoodanige is, dat zij eerst den toestand
beseffen „wanneer haar de perickelen klaer voor oogen staen",
niet meer op ons van toepassing is!
Wij moeten vooruit zien in de toekomst en de toekomst moet
ons voorbereid en gereed vinden voor onze taak
A. J. Gooszen.