"V -A. IR, X Een Commandements-order voor Atjeh. Enkele regelen ter inleiding van de in het Gouvernement van Atjeh en Onderhoorigheden uitgevaardigde commandements-order No. 54, her drukt in Augustus van dit jaar en hieronder in extenso weergegeven, zijn wellicht niet onwelkom. In de eerste plaats zij vermeld, dat deze order grootendeels ontleend is aan de in Mei 1902 door den toenmaligen Gouverneur, den luitenant- generaal J. B. van Heutsz, uitgevaardigde order No. 69, destijds reeds in dit tijdschrift afgedrukt (zie I. M. T. 1903 II blz. 966). Bij vergelijking van beide orders valt het op, dat aan de nieuwe twee bijlagen zijn toegevoegd, bevattende voorbeelden, tevens modellen, voor de invulling van journalen en patrouille-rapporten. Een gemak voor velen inderdaad, die voortaan zonder hoofdbreken kenbaar kunnen maken, wat er in hunne omgeving geschiedt, edoch ook een band voor velen, die gedwongen worden zich van het begin tot het einde te verantwoorden over hun doen en laten. Yolstond men te voren dikwijls met korte mededeelingen zooals „van 1 t/m 8 September geen bijzonders," thans is een specificatie van den patrouille-gang noodzakelijk. Dat voortaan ook de militaire journalen (zie punt 21), evenals dit te voren reeds met de civiele geschiedde aan de afzenders ter inzage zullen gezonden worden, nadat ze zoo noodig door den Gouverneur van aantee- keningen zijn voorzien en de officieren zich daarop desgewenscht kunnen verantwoorden, kan niet anders dan aangenaam zijn. Tevens wordt hier door de hoeveelheid schrijfwerk beperkt. Uit de voorbeelden der journalen spreekt verder duidelijk de wensch van den militairen Gouverneur om krachtig de hand te houden aan het gebruik van tactische onderdeelen. Het samenrapen van manschappen en stellen onder een willekeurigen, toevallig beschikbaren, commandant is hem blijkbaar een gruwel en evenals bij de marechaussee, waar de brigade en haar commandant als het ware één geheel vormen, zal voort aan bij de infanterie slechts rekening te houden zijn met groepen en sectiën en niet met het aantal manschappen. Eén voorwaarde echter werd gesteld en wel deze, dat de sterkte van elke, zelfstandig uitrukkende,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 349