836 afdeeling ongeveer 20 bajonetten of karabijnen zal moeten bedragen. Is alzoo de sterkte van een groep ver beneden dit getal, dan zal tot uitzen ding van twee groepen moeten overgegaan worden. Evenals in 1902 heeft men ook thans gemeend te moeten vasthouden aan een minimum-sterkte van 20 man. En m. i. terecht, want nog steeds is de Atjeher een te duchten tegenstander, voor wien men op zijn hoede moet zijn, nog steeds zijn onverwachte aanvallen, die blijkens de verslagen nog niet tot het verleden behooren, te vreezen. Nog altijd loert de fana tieke waakzame Atjeher op een gelegenheid om zijn haat te koelen en deze gelegenheid vindt hij slechts daar, waar zwakke en slordig marchee- rende patrouilles zich binnen zijn bereik wagen. Geheel in overeenstem ming hiermede is het voorschrift (zie punt 24 a.), dat een enkele groep of brigade steeds zonder spits zal marcheeron. Gesloten ageerende met een waakzame, niet te zwakke patrouille heeft men van den vijand weinig te duchten. Overeenkomstig de tijdgeest wordt ooki- de nieuwe commandements-order aan de onderofficieren meerdere zelfstandigheid gegeven. Luidde vroeger het voorschrift, dat elke patrouille zoo eenigszins mogelijk onder bevel behoorde te staan van een officier, onderluitenant of dienstdoend officier, thanswordt, evenals zulks in 1902 reeds bij de marechaussee geschiedde, met vol vertrouwen het commando vau een infanterie-afdeeling aan een onder officier opgedragen. Niet echter, zooals dit bij herhaling gebeurde, aan den korporaal, dikwijls nog wel den Inlandschen korporaal, die niet ge acht moet worden voldoende overwichi op zijne minderen te hebben om voldoende waarborgen op te leveren voor de waakzaamheid van den troep. Dat alle patrouilles levensmiddelen, voldoende voor minstens één dag, mede moeten nemen, dat verder het koken, zoowel door den soldaat als door den dwangarbeider zelve moet geschieden, alsmede dat afdeelingen op ongeregelde tijden en zoowel overdag als des nachts behooren uit te rukken (zie punt 27) zijn altemaal voorschriften, die in de laatste jaren zoo algemeen toepassing hebben gevonden, dat het geen verwondering kan baren, ze thans in deze nieuwe order een plaats te zien innemen. Dat vervolgens in punt 2 sub a naast „opsporen, vervolgen en onscha delijk maken" van slechte elementen, thans ook aan „gevangennemen van vijanden" een plaats werd ingeruimd, mag niet als een verandering in de gedragslijn tegenover den Atjeher beschouwd worden. Hier kan slechts sprake zijn van een omissie in de vroegere order, want nimmer heeft het in de bedoeling gelegen om het „geen kwartier geven" toe te laten. In punt 2 sub c en d is het vroegere „wegarbeid van de bevolking" vervangen door „heerendiensten". Instede van een onbegrensd beslag leggen op tijd en werkkrachten der kampongbewoners, werd een regeling vastgesteld, waardoor deze belasting in arbeid regelmatig en niet te zwaar

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 350