839 r Noodelooze vernieling moet daarbij streng worden tegengegaan. Voor brandhout mag nimmer hout van ledigstaande woningen, schuren of stallen worden gebezigd; pinang-en andere vruchtboomen mogen nooit worden gekapt, ook niet voor bivakbouw als anderzins. Noodelooze verontreiniging van woonhuizen of' erven moet eveneens met de meeste gestrengheid worden tegengegaan. 10. Mindere militairen, dwangarbeiders of koelies mogen zich niet in huizen begeven dan op bepaalden last van den betrokken commandant. 11. Noch voor het doen van fourageeringen, noch om andere redenen mogen dwangarbeiders zonder militair geleide uitgezonden worden. 12. Het dragen van blanke wapens is alleen toegestaan aan Atjehers, die daartoe eene schriftelijke vergunning (pas) hebben ontvangen van het bestuur. De vergunning tot het bezit van vuurwapenen blijkt uit het geregis treerd en gemerkt zijn der vuurwapens. Deze vergunning tot bezit sluit niet in zich het recht tot vervoer. Hiervoor is eene afzonderlijke vergunning noodig. Ongemerkte vuurwapens in het bezit bevonden van Atjèhers en ook gemerkte, als daarvan misbruik wordt gemaakt, dan wel indien aange troffen op plaatsen, waar zij niet behooren, moeten in beslag genomen worden. 13. Op met vuurwapens gewapenden mag steeds geschoten worden. Ook mag geschoten worden op enkele met een blanke wapen rondloo- pende mannelijke personen, als zij vluchten en naar aanroepen niet luisteren. Waar de mogelijkheid daartoe bestaat, moet de voorkeur gegeven worden aan het levend in handen krijgen boven het dooden van vluchtenden. Bevinden zich onder vluchtende vijanden, vrouwen en kinderen, dan moet al het mogelijke gedaan worden, om deze te sparen. 14. Bij omsingeling van huizen, waarin zich vijandelijke personen bevin den, moeten deze gesommeerd worden, ongewapend naar buiten en beneden te komen; weigeren zij aan dezen last te voldoen, dan worden salvo's door het huis gegeven, maar vooraf moeten zich eventueel in die huizen bevinden de vrouwen en kinderen in de gelegenheid worden gesteld ze te verlaten. Het daarna doorzoeken van de omsingelde huizen, moet met de grootste om zichtigheid geschieden. Men zij er steeds op bedacht, dat het Atjehsche ge woonte is, om den door de lage deuren binnenkomenden persoon rentjong- steken of klewanghouwen toe te brengen op het oogenblik, dat hij zich bukt. Daarom moet het binnentreden der huizen door de deur worden ver meden en moet zulks geschieden door openingen, ontstaan door het weg nemen van een of meerder zijwanden, welke gewoonlijk gemakkelijk te verwijderen zijn. Men krijgt daardoor tevens het voordeel, dat van buiten duidelijk kan worden gezien, wat en wie zich binnen het huis be vinden. 15. In eene streek, waar de registratie der bevolking voleindigd is I.M.T. 1906.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 353