848 10. Een goed, flink officierscorps is de ziel van liet leger. Tot steun is een plichtsbetrachtend onderofficierscorps bepaald noodig. Het aantal officieren en de hoeveelheid kader, waarover beschikt kan worden, moet de aanvulling der verliezen mogelijk maken, opdat de gevechtswaarde van het leger niet afneemt. 11. Niet de passieve dapperheid, maar die, gepaard met initiatief, be looft een goeden uitslag. 12. Stilstand van operatiën na een behaalde overwinning, maakt van den bewegingsoorlog een positieoorlog, maakt hem langer, bloediger en moeilijker. 13. De frontaanval is uitvoerbaar, mits niet op zich zich zelf staand hij heeft ondersteuning door omvatting noodig. 14. De wil om te overwinnen is het halve succes. Hij wordt het ge heel, als hij zich in de daad omzet, daartoe het vuur benut om zich den weg naar de vijandelijke stelling te banen, om vervolgens daar met het blanke wapen de beslissing uit te vechten, bij welke beslissing slechts overwinnaars en dooden overblijven. 15. Noch de physieke, noch de moreele uitwerking van het voornaam ste strijdmiddel der infanterie, het vuur, is op zich zelf voldoende om den tegenstander te overwinnen; slechts de bajonet verandert den suc cesvollen vuurstrijd in de zege. 16. Voor de africhting van den enkelen man worden vereischt het aankweeken van zelfstandigheid als tirailleur, het aankweeken—en oefe ning tot onderhouding 1)—van de strengste discipline, benevens onvoor waardelijke gehoorzaamheid. 17. De uitwerking van het artillerievuur is met betrekking tot de trefkans en den schootsafstand, bepaald vermeerderd, om welke reden de ontwikkeling en echelonneering der troepen tot het gevecht reeds vroeg tijdig moet plaats grijpen. 18. De uitwerking der moderne vuurwapenen eischt, dat meer gebruik gemaakt worde van het terrein, zoo noodig met behulp van kunstmatige dekkingen; andere formatiën en wijze van terreinwinnen zullen hier mede hand aan hand moeten gaan. Verzamelvormen zijn zelfs daar on geoorloofd, waar men zich gedekt en veilig waant. 19. De voorbereiding door artillerievuur zal in vele gevallen gelijk tijdig met het inzetten der eigen infanterie geschiedenhet laatste dwingt den tegenstander zich te vertoonen en verschaft de eigen artillerie doelen. 20. De breedte-uitbreiding van de strijdende afdeelingen heeft zich door de dieptewerking der vuurwapenen vergroot; deze uitbreiding is echter bij de verhoogde weerkracht van een modern bewapende, zij het 1) Drill.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 362