854 Geographische gesteldheid. a. Kokintji. Bergen. Aan de W., N. en N.O. zijde geheel door bergruggen inge sloten, vormt het landschap Korintji een hoogland, waarin onge veer in het midden het meer van Korintji is gelegen. Het N.W gedeelte van dit hoogland is vruchtbaar en dicht bevolkt en heeft een algemeene helling naar het Z O. Het Z.-en Z W. gedeelte wordt als bergachtig en minder dicht bevolkt opgegeven. Een O.-lijke uitlooper van den Goenoeng Rajë zou, ten Z van het meer, dit bergachtige gedeelte van het vlakker N.W.-lijke deel afscheiden. De voornaamste toppen in de grensgebergten zijn bij de beschrijving der grenzen aangegeven. Voor de ligging van eenige andere toppen wordt naar de kaart I (Extra bijlage) verwezen. Overigens is omtrent het bergstelsel niets met eenige zeker heid bekend. De bodem schijnt over het algemeen van vulka- nischen aard en zeer vruchtbaai te zijn. Rivieren. Uitgenomen de bergstroomen, die het water van den Boekit Barisan naar het W. afvoeren, treft men als voornaamste ri vieren aan de Batang Si Oelak, elders Melau of Batang Sangkir genoemd en de Merangin. De Batang Si Oelak ontspringt uit een meertje nabij den voet van den Piek van Indrapoera en stroomt naar het meer van Korintji, waarin zij nabij de doesoen Kota Petal uitmondt. Hare voornaamste zijrivieren zijn: links de Hiang en rechts de Si Koengkoeng en de Soengei Kemoen. De Batang Si Oelak zou nabij de doesoen Rawang 50 M. breed zijn en in den tijd der minste regens bijna overal dooi- waadbaar. Bij hoogen waterstand wordt de gemeenschap tus- schen de oevers middels kleine sampans onderhouden en is de rivier, voor zoover zij door de vlakte loopt, ovei haar geheele lengte voor die vaartuigjes bevaarbaar.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 370