856
boe-majang in het wild aangetroffen in het N. deel van Korintji
in de zoogenaamde padangan majang; deze bosschen zijn voor
het grootste deel individueel eigendom der bevolking.
Bamboe betong komt voornamelijk voor in het Z. deel van
Korintji en in Serampas en Soengei Tenang; deze bosschen zijn
communaal bezit der bevolking, zoodat ieder daaruit voor eigen
gebruik zooveel kapt als hij verkiest.
b. Serampas en Soengei Tenang.
Beide landschappen zijn, met uitzondering van het aan de-
Djambische bovenlanden grenzende gedeelte, zeer bergachtig..
De bodem is van vulcanischen aardnabij de Soengei Njaboer
een rechter zijrivier van de Ajer Dikit, worden warme, zwavel
houdende bronnen aangetroffen. Laatstgenoemde rivier is de
voornaamste van Serampas.
Hare voornaamste rechterzijrivieren zijn de Makroeh, de Njaboe
en de Melikit; hare linkerzijrivieren, de Djamboe Poepoer en
de Soengei Inoem. Van haar oorsprong tot aan de monding
der Soengei Njaboe heet zij Manderas, voorts, tot de monding
der Melikit, Batang Langkoeb, eerst daarna Ajer Dikit.
Serampas en Soengei Tenang worden in O.-lijke richting
doorsneden door de A. Tambesi (zijrivier van de Batang Hari).
De eerste belangrijke zijrivier zou de Tambesi ketjil (ook
als Batang Asei opgegeven) zijn, welke, nabij den Boekit Inoem
Djeloeang op de grens tusschen Serampas en Soengei Tenang
ontspringende, laatstgenoemd landschap in N. O. richting door
snijdt en zich bij Rantau Djering in de Tambesi stort.
Behalve het genoemde meer, Danau Pau of Lebar, dat zoet
water bevat, worden in deze landschappen geen meren aange
troffen, evenmin moerassen van eenige beteekenis.
Gemeenschapspaden.
De gemeenschap te land heeft, zoowel in Korintji en aan
grenzende landschappen zelf als met het omliggend gebied,,
uitsluitend langs voetpaden plaats. Deze worden niet opzet
telijk onderhouden, doch naar behoefte door voorbijgangers
begaanbaar gemaakt door uitkappen als anderszins.
In het gebergte worden veelal de beddingen van riviertjes^
in de sawah's altijd de galangans gevolgd.